A-G: Niet-geauthentiseerde documenten moeten in aanmerking worden genomen als ‘nieuw element of bevinding’ bij volgend asielverzoek

Contentverzamelaar

A-G: Niet-geauthentiseerde documenten moeten in aanmerking worden genomen als ‘nieuw element of bevinding’ bij volgend asielverzoek

Een lidstaat mag een volgend asielverzoek niet automatisch niet-ontvankelijk verklaren louter omdat de documentatie ter ondersteuning van dat verzoek niet is geauthentiseerd. Deze niet-geauthentiseerde documenten moeten in het kader van een individuele beoordeling nauwgezet en grondig worden onderzocht. Dat is het advies van advocaat-generaal Hogan aan het EU-Hof naar aanleiding van vragen van een Nederlandse rechter.

Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal (hierna: A-G) Hogan van 11 februari 2021 in de zaak C-921/19, LH tegen Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie .

Achtergrond

LH heeft de Afghaanse nationaliteit en heeft in december 2015 in Nederland asiel aangevraagd op grond dat hij tijdens zijn werk als chauffeur in Afghanistan een aantal keren in hinderlagen van de Taliban terecht is gekomen. Ook stelde LH dat hij individueel was bedreigd met onthoofding indien hij de functionaris voor wie hij chauffeur was, niet zou uitleveren aan de Taliban.

De Nederlandse Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (hierna: staatssecretaris) heeft het eerste asielverzoek van LH afgewezen, omdat de bewering van LH dat hij individueel was bedreigd niet geloofwaardig werd geacht. Nadat het hoger beroep tegen het besluit ongegrond werd verklaard is het besluit van de staatssecretaris in maart 2018 door de Raad van State (Nederland) bevestigd. 

In september 2018 heeft LH een tweede asielverzoek ingediend, die als ‘volgend asielverzoek’ moet worden aangemerkt. De voorschriften voor een volgend asielverzoek zijn neergelegd in artikel 40 van richtlijn 2013/32 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (hierna: Procedurerichtlijn). Artikel 40, leden 2 en 3 van de Procedurerichtlijn voorzien in een voorafgaand onderzoek over de ontvankelijkheid van een volgend asielverzoek. Er worden twee criteria voor de ontvankelijkheid daarvan genoemd. Ten eerste moeten er ‘nieuwe elementen en bevindingen’ aan de orde zijn. Ten tweede moeten die elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de verzoeker in aanmerking komt voor erkenning als asielzoeker in de zin van richtlijn 2011/95 inzake de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten (hierna: Kwalificatierichtlijn). In artikel 4, lid 2 van de Kwalificatierichtlijn zijn de documenten opgenomen die kunnen dienen ter onderbouwing van een (volgend) asielverzoek.  

De staatssecretaris heeft het volgend asielverzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat de nieuw ingediende documenten niet geauthentiseerd konden worden en daardoor niet als ‘nieuwe elementen of bevindingen’ konden worden aangemerkt. Met deze formele benadering van de vraag of documenten moeten worden beschouwd als ‘nieuwe elementen en bevindingen’ heeft de staatssecretaris de vaste rechtspraak van de Raad van State (Nederland) gevolgd.

LH heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris op het volgend asielverzoek. De rechter in hoger beroep wil in essentie van het EU-Hof weten of een nationale praktijk, waarbij niet-geauthentiseerde documenten nooit als ‘nieuwe elementen en bevindingen’ kunnen worden aangemerkt, verenigbaar is met artikel 40 van de Procedurerichtlijn en artikel 4, lid 2 van de Kwalificatierichtlijn.

Advies

De A-G concludeert dat ook de beoordeling van een volgend asielverzoek moet plaatsvinden op basis van een individuele beoordeling van alle relevante aspecten ( artikel 4, lid 3, Kwalificatierichtlijn ). Een beslissingsautoriteit van een lidstaat mag volgens de A-G bij de beoordeling van documenten en de toekenning van bewijswaarde aan die documenten geen onderscheid maken tussen documenten die worden overlegd bij een eerste asielverzoek en die welke worden overlegd bij een volgend asielverzoek. Ook bij een volgend asielverzoek is de beslissingsautoriteit verplicht om in dezelfde mate als tijdens het eerste asielverzoek samen te werken met de verzoeker bij de beoordeling van zijn asielverzoek.

Volgens de A-G leidt een nationale praktijk - die een beslissingsautoriteit ervan weerhoudt om niet-geauthentiseerde documenten in aanmerking te nemen als ‘nieuwe elementen en bevindingen’ - ertoe dat geen sprake is van een individuele beoordeling van alle relevante aspecten. De A-G benadrukt dat een dergelijke nationale praktijk tot een schending van artikel 19, lid 2 van het EU-Handvest van de grondrechten (hierna: EU-Handvest) kan leiden. Door het niet in aanmerking nemen van de niet-geauthentiseerde documenten kan de beslissingsautoriteit namelijk niet individueel beoordelen of de verzoeker het risico loopt te worden uitgezet naar een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, folteringen of andere onmenselijke of vernederde behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen.

Om ervoor te zorgen dat niemand in strijd met artikel 19, lid 2 van het EU-Handvest wordt uitgezet moeten de ‘nieuwe elementen en bevindingen’ tijdens het vooronderzoek van een volgend asielverzoek even nauwgezet en streng worden onderzocht als het bewijsmateriaal dat tijdens het eerste asielverzoek is ingediend. Tijdens dat onderzoek mag de beslissingsautoriteit volgens de A-G geen onderscheid maken tussen geauthentiseerde originelen, niet-geauthentiseerde originelen en kopieën.

De A-G concludeert dat artikel 40 van de Procedurerichtlijn zich ertegen verzet dat een lidstaat een volgend asielverzoek automatisch niet-ontvankelijk verklaard omdat de documentatie ter ondersteuning van het asielverzoek niet is geauthentiseerd. Dit weerhoudt volgens de A-G een lidstaat er echter niet van het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren omdat uit een individuele beoordeling van de ‘nieuwe elementen en bevindingen’, die rekening houdt met alle relevante aspecten, blijkt dat deze niet-geauthentiseerde documenten de kans dat een verzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk groter maakt. Dit zou het geval kunnen zijn indien wordt geconstateerd dat de niet-geauthentiseerde documenten zijn vervalst, niet relevant zijn of weinig toevoegen aan hetgeen in het eerder afgewezen asielverzoek naar voren was gebracht.

Meer informatie: