Defensiesamenwerking

Defensiesamenwerking

Het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) vormt een essentieel onderdeel van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU (GBVB). Het GVDB beoogt met behulp van nationale middelen de militaire slagkracht op Europees niveau te verbeteren. De huidige bepalingen over het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid zijn terug te vinden in de artikelen 42-46 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). In het GVDB zijn de missies niet slechts beperkt tot militaire missies. Ook civiele operaties worden uitgevoerd onder het GVDB. Dit dossier zal kort de belangrijkste aspecten van het GVDB bespreken, waaronder de geschiedenis, de besluitvorming en de belangrijkste actoren.

Op deze pagina:

Korte geschiedenis van het GVDB

Het GVDB vindt zijn oorsprong in het Verdrag van Maastricht. In artikel B van dit verdrag werd gesproken over de "tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid" dat mettertijd kon leiden tot een "gemeenschappelijke defensie". Deze eerste formulering is uitgegroeid tot de Europese defensiesamenwerking zoals wij die nu kennen. In 1992 besloten de lidstaten van de West-Europese Unie om hun militaire strijdkrachten beschikbaar te stellen voor operaties onder de vlag van de West-Europese Unie (Verklaring van Petersberg).

Een andere belangrijke ontwikkeling deed zich voor op een bijeenkomst in Saint-Malo in 1998. Tijdens deze bijeenkomst verklaarden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dat de EU meer bevoegdheden moest krijgen om militaire samenwerking te realiseren. Tijdens de Europese Raad van Keulen in juni 1999 werd deze zogenoemde Verklaring van Saint-Malo bekrachtigd door de andere lidstaten en werd het eerste Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) vastgesteld. Het EVDB had onder meer tot doel om de defensiesamenwerking op EU-niveau te institutionaliseren (zie Conclusies van de Europese Raad van Keulen).

Uiteindelijk hebben deze ontwikkelingen geleid tot het huidige GVDB. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is afdeling 2 van titel V van hoofdstuk 2 aan het EU-Verdrag toegevoegd. Deze nieuwe afdeling bevat alle bepalingen (artikelen 42-46 EU-Verdrag) die de belangrijkste aspecten van het GVDB regelen.

Naar boven

Doel en taken

Het doel van het GVDB staat geformuleerd in artikel 42, lid 1, EU-Verdrag:

"Het [GVDB] voorziet de Unie van een operationeel vermogen dat op civiele en militaire middelen steunt. De Unie kan daarvan gebruik maken voor missies buiten het grondgebied van de Unie met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties".

De belangrijkste taken met betrekking tot het GVDB staan opgesomd in artikel 43, lid 1, EU-Verdrag. Deze taken worden ook wel de 'Petersbergtaken' genoemd, omdat een eerste aanzet naar deze taken werden geformuleerd in de Verklaring van Petersberg (het ging bij deze verklaring nog maar om drie van de genoemde taken). Artikel 43, lid 1, EU-Verdrag omschrijft de volgende taken (niet uitputtend):

  • Gezamenlijke ontwapeningsacties
  • Humanitaire- en reddingsmissies
  • Advies en bijstand op militair gebied
  • Conflictpreventie en vredeshandhaving
  • Missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, met inbegrip van:
    • vredestichting
    • stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten.

Naar boven

Besluitvorming

Besluiten binnen het GVDB worden op voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger of op initiatief van een lidstaat door de Raad met unanimiteit genomen. Deze procedure is eveneens van toepassing op onderliggende uitvoeringsbesluiten (artikel 42, lid 4, EU-Verdrag).

In de volgende gevallen geldt er een uitzondering op de unanimiteitseis: besluiten die betrekking hebben op het Europees Defensieagentschap (artikel 45 EU-Verdrag), de gestructureerde samenwerking - ook wel PESCO genoemd - (artikel 46 EU-Verdrag) en de financiering van bepaalde operaties die niet uit de begroting van de Unie komen (artikel 41, lid 3, EU-Verdrag). In deze specifieke gevallen wordt met gekwalificeerde meerderheid gestemd. In beperkte gevallen kan de Hoge Vertegenwoordiger samen met de Europese Commissie voorstellen doen om gebruik te maken van nationale middelen en instrumenten van de Unie (artikel 42, lid 4, EU-Verdrag).

Omdat het GVDB een essentieel onderdeel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB), zijn ook veel GBVB-bepalingen op dezelfde manier van toepassing binnen het GVDB. Artikel 28 EU-Verdrag kan onder meer worden gebruikt als grondslag voor GVDB-besluiten. Binnen zowel het GBVB als het GVDB kunnen echter geen wetgevingshandelingen worden vastgesteld. GBVB-besluiten kunnen dan ook niet, net zo min als GVDB-besluiten, de vorm van richtlijnen of verordeningen aannemen. Alle GVDB-besluiten moeten worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voorbeelden van GVDB besluiten zijn:

Naar boven

Rechtsmacht EU-Hof

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in beginsel geen rechtsmacht ten aanzien van het GBVB. Het Hof mag zich dan ook in beginsel niet uitspreken over besluiten genomen in het kader van het GVDB als onderdeel van het GBVB (artikel 24, EU-Verdrag).

Er gelden twee uitzonderingen op deze regel. Ten eerste heeft het EU-Hof de bevoegdheid om toezicht te houden op de naleving van artikel 40 EU-Verdrag. Artikel 40 EU-Verdrag bepaalt dat het GBVB (en daarmee het GVDB) de bevoegdheden en procedures zoals neergelegd in het EU-Werkingsverdrag niet mag doorkruisen. Ten tweede heeft het EU-Hof de bevoegdheid om toezicht te houden op de wettigheid van besluiten houdende beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen (artikel 275 EU-Werkingsverdrag).

Naar boven

PESCO

De mogelijkheid tot permanente gestructureerde samenwerking (PESCO: Permanent Structured Cooperation) is opgenomen in artikel 46 EU-Verdrag en Protocol nr. 10 van het EU-Verdrag. PESCO is bedoeld voor de lidstaten die intensiever willen werken aan de ontwikkeling van hun defensievermogen (artikel 1 Protocol nr. 10).

De Europese Raad besloot, nadat het Verenigd Koninkrijk te kennen had gegeven de EU te willen verlaten, tot het aangaan van een permanente gestructureerde samenwerking ter versterking van de Europese veiligheid en defensie (zie conclusies van 22-23 juni 2017, punt 8). Besluit 2017/2315 voorziet in de instelling van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en de lijst van lidstaten die daaraan deelnemen. Dit besluit bevat de eerste juridisch bindende bepalingen op het gebied van de defensiesamenwerking.

Op dit moment opereren 26 lidstaten onder de vlag van PESCO. Het doel van PESCO is om meer defensiesamenwerking te creëren tussen de lidstaten. Deze samenwerking heeft geresulteerd in verschillende projecten waaraan verschillende lidstaten deelnemen. Deze projecten lopen uiteen van cyber-gerelateerde samenwerking tot maritieme ondernemingen. Zie voor een actuele lijst met projecten de website van PESCO.

  • ECER-bericht - Raad beoordeelt de voortgang van EU-lidstaten bij het nakomen van hun PESCO-verbintenissen (14 november 2023)
  • ECER-bericht - Europese defensiesamenwerking: Raad verwelkomt Denemarken in de PESCO en lanceert 11 nieuwe PESCO-projecten (24 mei 2023)

Naar boven

Europese Vredesfaciliteit

 Besluit 2021/509 voorziet in de oprichting van de Europese Vredesfaciliteit. De Europese Vredesfaciliteit bestaat uit een tweepijlerstructuur. De eerste pijler omvat de financiering van de gemeenschappelijke kosten van militaire EU-missies en operaties in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). De Europese Vredesfaciliteit voorziet in een uitbreiding van het type kosten dat voor een gemeenschappelijke financiering in aanmerking komt. De tweede pijler omvat de financiering van steunmaatregelen aan derde landen, internationale organisaties en regionale organisaties om hun capaciteiten op militair en defensief gebied te verbeteren of om te helpen met de militaire aspecten van de door hen geleide vredesondersteunde operaties.  In maart 2023 heeft de Raad besloten om het financiele maximum voor de uitvoering van de Europese Vredesfaciliteit te verhogen van ongeveer 5,7 miljoen euro naar bijna 8 miljoen euro (Besluit 2023/577).

  • Besluit 2021/1210 betreffende een steunmaatregel in de vorm van een algemeen steunprogramma voor de Afrikaanse Unie in het kader van de Europese Vredesfaciliteit in 2021
  • ECER-bericht - Nederlands kabinet verwelkomt het politieke akkoord over de Europese Vredesfaciliteit (26 januari 2021)

Naar boven

Europees Defensiefonds

Het Europees Defensiefonds is vastgesteld voor een periode van zeven jaar (2021-2027) en is erop gericht om het concurrentievermogen, de innovatie, de efficientie en de technologische autonomie van de defensie-industrie in de EU te vergroten (verordening 2021/697). Om deze doelen te bereiken moet de financiering uit het Defensiefonds worden gebruikt om de grensoverschrijdende samenwerking tussen EU-lidstaten te ondersteunen en de samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra, nationale overheden, internationale organisaties en universiteiten te bevorderen. De (grensoverschrijdende) samenwerking dient zowel in de onderzoeksfase als in de ontwikkelingsfasen van defensieproducten en -technologieen te worden ondersteund. 

  • ECER-bericht - Europese Commissie publiceert werkprogramma Europees Defensiefonds (3 april 2023)

Naar boven

Strategisch Kompas

Het Strategisch Kompas is in maart 2022 vastgesteld door de Raad en bevat een militaire strategie van de EU voor de komende vijf tot tien jaar. Het kompas voorziet in concrete acties op vier afzonderlijke werkterreinen: handelen, beveiligen, investeren en samenwerken met partners. Uiterlijk in 2025 moet een snel inzetbare EU-capaciteit, waarmee snel een troepenmacht tot 5.000 manschappen kan worden ingezet, volledig operationeel zijn. Andere acties die in het strategisch kompas worden genoemd zijn de ontwikkeling van een toolbox tegen hybride dreigingen en een versterking van het partnerschap met de NAVO. Daarnaast wordt de ontwikkeling van nieuwe projecten in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied (PESCO) als actiepunt genoemd. 

  • ECER-bericht - Vaststelling door de Raad van het Strategisch Kompas voor een sterker veiligheids- en defensiebeleid van de EU in het komende decennium (23 maart 2022)

Naar boven

Gemeenschappelijke defensie

Het EU-Verdrag bevat een clausule die tot doel heeft ondersteuning te bieden aan lidstaten die worden aangevallen van buitenaf. Artikel 42, lid 7, EU-Verdrag bepaalt dat:

"Indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, rust op de overige lidstaten de plicht deze lidstaat met alle middelen waarover zij beschikken hulp en bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dit laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet.

De verbintenissen en de samenwerking op dit gebied blijven in overeenstemming met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de lidstaten die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft."

Artikel 42, lid 7, EU-Verdrag wordt aangevuld door de solidariteitsclausule van artikel 222, EU-Werkingsverdrag. Deze bepaling verplicht lidstaten andere lidstaten te hulp te komen als zij het slachtoffer zijn van terroristische aanslagen, een natuurramp of door een mens veroorzaakte ramp.

Op 17 november 2015, enkele dagen na de terroristische aanslagen in Parijs van 13 november 2015, heeft Frankrijk voor het eerst de clausule betreffende wederzijdse defensie ingeroepen. Verschillende lidstaten, waaronder ook Nederland, verbonden zich ertoe om Frankrijk met middelen bij te staan.

Naar boven

Belangrijke organen van het GVDB

Het politiek en veiligheidscomité (PSC)

Het PSC is opgericht in 1999 en staat onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger. Het orgaan is samengesteld uit ambassadeurs van de lidstaten en wordt voorgezeten door vertegenwoordigers van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Het PSC is belast met de politieke controle en de strategische leiding van crisisbeheersingsoperaties (artikel 38, tweede alinea, EU-Verdrag). Het orgaan is daarmee in wezen belast met de supervisie en management van GVDB-operaties.

Europees Defensieagentschap (EDA)

Het Europees Defensieagentschap (EDA) heeft als doel de defensiesector in de Europese Unie verder te ontwikkelen. Alle lidstaten, behalve Denemarken, participeren in dit orgaan. Het EDA werd in 2004 opgericht en kreeg naderhand een verdragsbasis in artikel 42, lid 3, EU-Verdrag (zie ook: Besluit (GBVB) 2015/1835 van de Raad van 12 oktober 2015 tot vaststelling van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Europees Defensieagentschap).

Het Europees Defensieagentschap:

  • identificeert de operationele behoeften;
  • draagt bij tot de vaststelling en, in voorkomend geval, tot de uitvoering van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken;
  • neemt deel aan het bepalen van een Europees beleid inzake vermogens en bewapening;
  • staat de Raad bij om verbetering van de militaire vermogens te evalueren.

De lidstaten dragen bij aan de jaarlijkse begroting. De bijdrage wordt berekend door een formule die gebaseerd is op het bruto nationaal inkomen (bni). Het EDA kent een 'pick and choose'-benadering. Dit houdt in dat lidstaten zelf kunnen kiezen aan welke projecten zij willen deelnemen.

Het Europees Defensieagentschap heeft zijn hoofdzetel in Brussel en staat onder politiek toezicht van de Raad. De Hoge Vertegenwoordiger is het hoofd van de EDA.

Naar boven

Relatie met de NAVO

De Europese Unie en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) werken al geruime tijd samen. Artikel 42, lid 7, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de NAVO, voor de EU-lidstaten die daarbij zijn aangesloten, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie bijft. Een gezamenlijke verklaring uit 2018 geeft weer hoe de EU en de NAVO in de toekomst zullen samenwerken. In deze verklaring wordt benadrukt dat de EU en de NAVO belangrijke partners van elkaar zijn.

Zowel de EU als de NAVO zijn bezig met het versterken van de maritieme samenwerking om mensensmokkel tegen te gaan. Tevens zijn de mogelijkheden uitgebreid om effectief te kunnen reageren op hybride dreigingen en de ondersteuning bij de veiligheid en defensiecapaciteiten van buurlanden. Daarnaast wordt in de verklaring verwelkomd dat de EU zich inspant voor defensiesamenwerking, crisismanagement en coöperatieve veiligheid.

In de verklaring zijn eveneens doelen geformuleerd waarin beide organisaties zo snel mogelijk vooruitgang willen boeken. Deze doelen omvatten onder meer militaire mobiliteit, terrorismebestrijding, het versterken van de weerbaarheid tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen en het thema vrouwen en veiligheid.

Naar boven

Bronnen

Relevante documenten