Op deze pagina:
Artikel 68, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de Europese Raad strategische richtsnoeren vaststelt inzake de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De richtsnoeren voor de periode 2019-2024 vormen een onderdeel van het document "Een nieuwe strategische agenda 2019-2024" (zie kopje "Onze burgers en vrijheden beschermen"). Zie hieronder voor eerdere strategische richtsnoeren:
Naar boven
Met betrekking tot de vaststelling van wetgevingshandelingen op het gebied van de strafrechtelijke samenwerking en de politiesamenwerking gelden bijzondere regels met betrekking tot het initiatiefrecht voor wetgeving (artikel 76 EU-Werkingsverdrag). Naast de Europese Commissie kan EU-wetgeving ook worden vastgesteld op initiatief van een kwart van de EU-lidstaten. Dezelfde procedure is ook van toepassing op de vaststelling van EU-wetgeving inzake administratieve samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.
Ten aanzien van wetgevingsvoorstellen en -initiatieven die worden ingediend op het terrein van de strafrechtelijke samenwerking en de politiesamenwerking, houden de nationale parlementen toezicht op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel. Dit toezicht vindt plaats overeenkomstig het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (artikel 69 EU-Werkingsverdrag).
Artikel 71, EU-Werkingsverdrag schrijft voor dat binnen de Raad van de Europese Unie een permament comité wordt opgericht. Dit permanente comité is verantwoordeljk voor de operationale samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid. Bij Besluit 2010/131 heeft de Raad het Permanente Comité (COSI: Coóperation opérationelle en matière de sécurité intérieure) opgericht.
Het COSI bestaat uit hoge ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en/of Justitie van elke lidstaat. Daarnaast nemen ook vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) plaats in het COSI. Europol, Eurojust, Frontex, Cepol en andere relevante organen kunnen als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van het COSI.
Artikel 74, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de Raad maatregelen kan vaststellen betreffende de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van een onderwerp binnen de JBZ-samenwerking, en tussen deze diensten en de Europese Commissie.
Het EU-Agentschap voor operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (Verordening 2018/1726) is verantwoordelijk voor het functioneren van grootschalige IT-systemen volgens de voorwaarden die op deze IT-systemen van toepassing zijn. Onder het operationeel beheer van eu-LISA vallen de volgende systemen:
Op grond van verordening 2019/817 en verordening 2019/818 is het mogelijk dat EU-informatiesystemen zonder beperkingen samen kunnen werken. De verordeningen hebben betrekking op het inreis-uitreissysteem (EES), het Visuminformatiesysteem (VIS), het Europees systeem voor reisinformatie- en autorisatie (Etias), Eurodac, het Schengeninformatiesysteem (SIS II) en het Europees Strafregister Informatiesysteem voor onderdanen van derde landen (ECRIS-TCN). Het kader bestaat uit de volgende onderdelen:
Beschikking 2006/688 stelt een mechanisme in voor de wederzijdse uitwisseling van informatie over nationale maatregelen op het gebied van asiel en immigratie die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor diverse EU-lidstaten of voor de EU als geheel (artikel 1, lid 1, Beschikking 2006/688). De informatieuitwisseling vindt plaats via een netwerk op internet (artikel 3, lid 1, Beschikking 2006/688). De EU-lidstaten hebben nationale contactpunten aangewezen die toegang hebben tot het netwerk (artikel 3, lid 5, Beschikking 2006/688).
Een EU-lidstaat moet de informatie zo vroeg mogelijk via het netwerk delen. In ieder geval moet de informatie worden gedeeld voordat deze informatie algemeen beschikbaar wordt (artikel 2, lid 1, tweede alinea, Beschikking 2006/688). De Europese Commissie of een lidstaat kan verzoeken om aanvullende informatie. Een EU-lidstaat moet binnen een maand reageren op een verzoek om aanvullende informatie (artikel 2, lid 3, eerste alinea, Beschikking 2006/688).
Het Europees justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken ( Beschikking 2001/470 ) is een netwerk dat is samengesteld uit de centrale autoriteiten van de EU-lidstaten die verantwoordelijk zijn voor burgerlijke- en handelszaken. In ieder EU-lidstaat zijn er één of meerdere contactpunten aangewezen (artikel 2, lid 2, Beschikking 2001/470). De autoriteiten van de EU-lidstaten richten zich tot deze contactpunten om gebruik te kunnen maken van het netwerk. Tussen de nationale contactpunten vindt overleg plaats en er worden periodieke vergaderingen gehouden.
Er bestaat ook een Europees justitiële netwerk in strafzaken (zie de ECER-pagina hierover).
Het Europees migratienetwerk heeft tot doel om EU-instellingen en instellingen van de EU-lidstaten te voorzien van informatie over asiel en migratie. Ter ondersteuning van de beleidsvorming op EU-niveau en nationaal niveau verstrekt het EMN actuele, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie over migratie en asiel (artike 1, lid 2, Beschikking 2008/381). Het EMN verstrekt deze informatie door gegevens te analyseren en vervolgens verslagen of studies op te stellen met betrekking tot de situatie op het gebied van asiel en immigratie (o.a. artikel 2, lid 1, onder d, Beschikking 2008/381).
De informatie wordt gedeeld via een internetsysteem voor de uitwisseling van informatie (artikel 8, lid 1, Beschikking 2008/381). Daarnaast hebben de lidstaten contactpunten aangewezen (artikel 5, lid 1, Beschikking 2008/381). Deze nationale contactpunten zijn onder meer verantwoordelijk voor de oprichting van een nationaal migratienetwerk, waarbinnen de belangrijkste nationale organisaties op het gebied asiel en migratie vertegenwoordigd zijn (artikel 5, lid 5, onder d, Beschikking 2008/381).
In verordening 2019/1240 zijn voorschriften vastgelegd voor de samenwerking en coördinatie tussen immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten, de Europese Commissie en EU-agentschappen. Een immigratieverbindingsfunctionaris is een verbindingsfunctionaris die is aangewezen om in een derde land immigratiegerelateerde kwesties te behandelen. Artikel 5 van Verordening 2019/1240 maakt het mogelijk dat er plaatselijke of regionale netwerken worden opgericht. Tevens kunnen lidstaten overeenkomen dat een immigratieverbindingsfunctionaris van de ene lidstaat ook de belangen van een andere lidstaat behartigt (artikel 6, lid 1, Verordening 2019/1240).
Artikel 70, EU-Werkingsverdrag maakt het mogelijk dat de Raad maatregelen kan vaststellen voor de evaluatie van de uitvoering, door de autoriteiten van de EU-lidstaten, van de wetgeving op een bepaald terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Het Europees Parlement en de nationale parlementen moeten op de hoogte worden gebracht van de inhoud en de resultaten van de evaluatie. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn:
In het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht heeft de EU drie fondsen vastgesteld. Deze fondsen hebben een looptijd van 1 januari 2021 tot 31 december 2027. Het gaat om het Fonds voor interne veiligheid (Verordening 2021/1149), het Fonds voor asiel, migratie en grensbeheer (Verordening 2021/1147) en het Fonds voor geïntregreerd grensbeheer (Verordening 2021/1148).
Daarnaast heeft de EU een programma voor Justitie vastgesteld (Verordening 2021/693). Het programma voor Justitie heeft als algemene doelstelling om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de Europese rechtsruimte. Met name op het gebied van de samenwerking tussen EU-lidstaten in burgerlijke en strafzaken.
De artikelen 72 en 73 van het EU-Werkingsverdrag bevatten nationale voorbehouden ten aanzien van de openbare orde en de binnenlandse veiligheid. Artikel 72 EU Werkingsverdrag bepaalt dat de JBZ-samenwerking de uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet laat. Daarnaast bepaalt artikel 73 EU-Werkingsverdrag dat het de lidstaten vrij staat om onderling vormen van samenwerking en coördinatie te organiseren op het gebied van de binnenlandse veiligheid.