C-673/25 TPS CBD
Dit fiche is slechts een samenvatting. De verwijzingsbeschikking is bepalend
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 17 december 2025 Schriftelijke opmerkingen: 3 februari 2026
Trefwoorden: strafrecht, nieuwe voedingsmiddelen, niet-bindende instrumenten, legaliteitsbeginsel
Onderwerp: Verordening (EU) 2015/2283 betreffende nieuwe voedingsmiddelen.
De verdachten in deze zaak worden gedagvaard vanwege misleidende handelspraktijken. Zij verkochten CBD-producten, en beweerden op hun website dat dit legaal was. Centraal staat de vraag wat de juridische status is van de door de Europese Commissie gepubliceerde catalogus betreffende nieuwe voedingsmiddelen. Deze catalogus is een niet-bindend instrument waarin CBD als ‘nieuw voedingsmiddel’ wordt gekwalificeerd. Dit zou betekenen dat de verdachten voorafgaande toelating hadden moeten aanvragen onder verordening 2015/2283 voordat zij de producten in de handel brachten. De Franse strafrechter vraagt zich af of dit soft law instrument een toereikende rechtsgrondslag kan vormen voor strafrechtelijke vervolging, en of dat verenigbaar is met het legaliteitsbeginsel en met art. 47 Handvest.
Prejudiciële vragen: 1) Kan de door de Europese Commissie opgestelde „Novel Food-catalogus”, een niet-bindend document voor informatief gebruik, een toereikende rechtsgrondslag vormen om de niet-naleving ervan te beschouwen als een onrechtmatige gedraging die strafrechtelijk kan worden bestraft?
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, moet de nationale strafrechter dan onderzoeken of een product dat niet op de lijst van toegelaten „nieuwe voedingsmiddelen” staat, als een „nieuw voedingsmiddel” moet worden beschouwd, wanneer de uitkomst van de strafzaak van deze kwalificatie afhangt?
3) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is de nationale strafrechter dan gebonden aan de beoordeling van de Europese Commissie die ertoe strekt een product als „nieuw voedingsmiddel” te kwalificeren, of kan deze kwalificatie worden betwist voor deze rechter, teneinde het recht op een eerlijk strafproces, dat is verankerd in artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, te waarborgen?
4) Indien de nationale rechter, in de in de vragen 2 en 3 genoemde omstandigheden, genoodzaakt is de kwalificatie „nieuw voedingsmiddel” te onderzoeken voor een product dat niet op de lijst van „nieuwe voedingsmiddelen” staat, kan hij dan uitspraak doen in het kader van de aan hem overgelegde gegevens of moet hij het Hof vragen stellen over die kwalificatie?
5) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, voldoet een op de inhoud van de „Novel Food catalogus” gebaseerde strafrechtelijke veroordeling die betrekking heeft op de handel in goederen die binnen de interne markt zijn aangekocht en die niet als verdovende middelen worden gekwalificeerd, dan aan de beginselen van legaliteit en voorzienbaarheid van delicten en straffen, die voortvloeien uit artikel 49, lid 1, juncto artikel 52, lid 3, van het Handvest?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-663/18 BS en CA; C-141/22 TLL The Longevity Labs.
Specifiek beleidsterrein: JenV; VWS