EU-Gerecht: verleende Covid-steun aan Roemeense luchtvaartmaatschappij TAROM is verenigbaar met de interne markt
Nieuwsbericht | 15-11-2024
Het gaat om het arrest van 6 november 2024 van het EU-Gerecht in zaak T-827/22 (Wizz Air Hungary - Commissie (TAROM II; Covid-19).
Achtergrond Op 3 februari 2022 heeft Roemeniƫ bij de Europese Commissie individuele steun aangemeld ten bedrage van bijna 2 miljoen euro, in de vorm van een kapitaalinjectie, voor de Roemeense luchtvaartmaatschappij TAROM. De steun werd gefinancierd uit de algemene begroting van Roemeniƫ en is bedoeld om TAROM te compenseren voor de schade die in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2020 op 14 specifieke internationale routes werd geleden als gevolg van de reisbeperkingen in verband met de COVID-19-pandemie.
Op 29 april 2022 oordeelde de Europese Commissie dat deze steun verenigbaar was met de interne markt op grond van artikel 107, lid 2, onder b), EU-Werkingsverdrag zonder de formele onderzoeksprocedure in te leiden.
Concurrerende luchtvaartmaatschappij Wizz Air vecht dat besluit aan bij het EU-Gerecht van de Europese Unie, dat bij uitspraak van 6 november haar beroep verwerpt.
EU-Gerecht Het Gerecht merkt onder meer op dat steunmaatregelen ter compensatie van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen, zoals de COVID-19-pandemie, zijn toegestaan en dat de in deze zaak aangevochten maatregel tot doel had de schade te vergoeden die TAROM tussen 1 juli en 31 december 2020 heeft geleden als gevolg van de reisbeperkingen in verband met deze pandemie, die gedurende deze periode van kracht waren.
Vervolgens bevestigt het Gerecht dat de Europese Commissie de evenredigheid van de aan TAROM verleende steun correct heeft beoordeeld en dat de aangevochten maatregel geen overcompensatie met zich heeft gebracht. Dienaangaande is het Gerecht met name van oordeel dat de Commissie aan de hand van een passend nulscenario nauwkeurig de door TAROM geleden verliezen heeft berekend die rechtstreeks zijn veroorzaakt door de reisbeperkingen die in de litigieuze periode van kracht waren, en dat zij naar behoren heeft geverifieerd of TAROM redelijke maatregelen had getroffen om de schade in die periode te beperken.
Daarnaast verwerpt het Gerecht ook de argumenten van Wizz Air dat de Commissie geen rekening had gehouden met de reddingssteun die eerder aan TAROM was toegekend op grond van artikel 107, lid 3, sub c, EU-Werkingsverdrag en dat de Commissie het door TAROM verkregen concurrentievoordeel had onderschat. Ten eerste staan de eerdere steun en de kwestieuze maatregel los van elkaar en dekken zij niet dezelfde kosten, en ten tweede hoeft de Commissie geen rekening te houden met enig voordeel dat TAROM indirect zou hebben genoten, zoals het concurrentievoordeel dat Wizz Air aanvoert.
Meer informatie: Persbericht Curia ECER-dossier: Staatssteun