Europese Commissie publiceert werkdocument over evaluatie van twee mededingingsverordeningen

Contentverzamelaar

Europese Commissie publiceert werkdocument over evaluatie van twee mededingingsverordeningen

De evaluatie van de twee onderzochte EU-verordeningen die het procedurele kader vormen voor de uitvoering van de EU-mededingingsregels toont onder meer aan dat de handhaving door nationale mededingingsautoriteiten, gezamenlijk met de Europese Commissie, doeltreffend en efficiënt is.

De Europese Commissie heeft op 5 september 2024 een Werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD-document) gepubliceerd met een samenvatting van de bevindingen van de evaluatie van de EU-verordeningen waarin de procedures voor de toepassing van de EU-mededingingsregels zijn vastgelegd (meer specifiek Verordening (EG) nr. 1/2003 en Verordening 773/2004, hierna: de verordeningen).

De twee verordeningen vormen het procedurele kader voor de tenuitvoerlegging van de EU-mededingingsregels in de artikelen 101 en 102 van het EU-Werkingsverdrag. Artikel 101 verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen die de mededinging beperken. Artikel 102 verbiedt onrechtmatig gedrag door ondernemingen die een machtspositie hebben op een bepaalde markt. Beide verordeningen spelen een belangrijke rol bij de handhaving van de Europese mededingingsregels.

Uit de evaluatie blijkt dat de Europese Commissie tussen 1 mei 2004 en augustus 2024 225 handhavingsbesluiten heeft vastgesteld, waarbij zij ofwel een inbreuk op de EU-mededingingsregels vaststelde, ofwel toezeggingen aanvaardde die haar bezwaren konden wegnemen. De Commissie heeft voor meer dan 42 miljard euro aan geldboeten opgelegd op grond van Verordening 1/2003, waarvan ongeveer 37 miljard euro door de EU-rechter is bevestigd. Tussen 2012 en 2021 bedroegen de geschatte totale besparingen voor klanten als gevolg van alle kartel- en antitrustinterventies van de Commissie tussen 50 en 87 miljard euro.

De komende maanden zal de Europese Commissie de evaluatieresultaten verder bestuderen en beslissen of zij een procedure voor de herziening van de verordeningen opstart.

Meer achtergrondinformatie is verkrijgbaar via de mededingingswebsite van de Europese Commissie, op de speciale webpagina voor de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1/2003. Hier zijn alle bijdragen van belanghebbenden te vinden die in het kader van de evaluatie zijn ingediend, evenals samenvattingen van de verschillende raadplegingsactiviteiten, het eindverslag van de evaluatiestudie en het over de evaluatie uitgebrachte Q&A-overzicht.
Op de speciale webpagina over de ECN+ -richtlijn (Richtlijn (EU) 2019/1 over de toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten voor een doeltreffendere handhaving), is tevens het verslag van 5 september 2024 van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het rechtskader voor- en het gebruik van- voorlopige maatregelen door nationale mededingingsautoriteiten te vinden.

Belangrijkste bevindingen
Uit de evaluatie blijkt dat:

- De verordeningen over het algemeen hun doelstelling van effectieve, efficiënte en uniforme toepassing van de EU-mededingingsregels hebben bereikt, nog steeds toegevoegde waarde hebben en relevant blijven.

- De belangrijkste veranderingen van Verordening 1/2003 waren:

1) De afschaffing van het oude systeem waarbij overeenkomsten bij de Commissie moesten worden aangemeld om ondernemingen in aanmerking te laten komen voor een vrijstelling op grond van artikel 101, lid 3, EU-Werkingsverdrag worden zeer positief beoordeeld.

2) De invoering van een gedecentraliseerd systeem van parallelle handhaving van de EU-mededingingsregels door de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten (NMA’s) heeft tot een doeltreffendere handhaving geleid. De NMA’s en de Commissie hebben samen meer dan 1650 beschikkingen gegeven, waarvan meer dan 85 procent door de NMA’s. NMA’s zijn dus, samen met de Commissie, belangrijke handhavers van het EU-mededingingsrecht geworden.

- Het European Competition Network (ECN) is van cruciaal belang geweest om tot een eenvormige en doeltreffende toepassing van de EU-mededingingsregels te komen. De samenwerking binnen het ECN zou nog kunnen worden verbeterd. Uit de evaluatie is gebleken dat onnodige parallelle onderzoeken moeten worden vermeden en dat de verhouding tussen het EU-mededingingsrecht en het nationale mededingingsrecht verder moet worden verbeterd om een coherente handhaving van alle beschikbare rechtsinstrumenten te garanderen.

- De evaluatie benadrukt dat onderzoeken sneller moeten verlopen. Er werden verschillende problemen vastgesteld (waarvan sommige in verband met de digitalisering) die een impact kunnen hebben op de doeltreffendheid van onderzoeksinstrumenten en -bevoegdheden die geschreven zijn voor onderzoeken in de “papieren wereld”. Het systeem voor het creëren en verlenen van toegang tot een niet-vertrouwelijke versie van het dossier van de Commissie om de rechten van de verdediging van de partijen te waarborgen, is bijvoorbeeld ontworpen in een tijd waarin onderzoeken veel kleiner van omvang waren. Met de toename van het aantal gegevens en de grotere dossiers die de Commissie onderzoekt, vormt het creëren van een niet-vertrouwelijke versie van het dossier een aanzienlijke belasting voor zowel partijen, informatieverstrekkers als de Commissie. 

Tijdens de evaluatie heeft de Commissie input verzameld over hoe de verordeningen hebben gefunctioneerd sinds ze in 2004 in werking traden. Dit omvatte feedback die werd verzameld in het kader van een openbare raadpleging in juni 2022, een door de Commissie georganiseerde conferentie over 20 jaar Verordening 1/2003 en een workshop voor belanghebbenden. De Commissie heeft ook opdracht gegeven voor een ondersteunende externe evaluatie. Het eindverslag van deze ondersteunende studie is ook op 5 september gepubliceerd, samen met de samenvattingen van de feedback van de NMA’s en de stakeholdersworkshop.

Tot slot keurde de Commissie op 5 september ook het eerdergenoemde verslag aan de Raad en het Europees Parlement goed over het rechtskader voor- en het gebruik van- voorlopige maatregelen door NMA’s. Voorlopige maatregelen zorgen ervoor dat de mededinging in stand wordt gehouden terwijl een antitrustonderzoek loopt. De ECN+-richtlijn verleent de NMA’s een minimumpakket handhavingsbevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om voorlopige maatregelen op te leggen. Uit het verslag blijkt dat de NMA's die meer gebruikmaken van voorlopige maatregelen, vaak lichtere procedureregels hanteren, soms in combinatie met minder strenge wettelijke vereisten om die maatregelen op te leggen.

Meer informatie:
Persbericht Europese Commissie
ECER-dossier: Mededinging