5. De juridische gevolgen van een eventuele statuswijziging

5. De juridische gevolgen van een eventuele statuswijziging

Indien een of meerdere Caribische delen van het Koninkrijk in een UPG zouden willen veranderen, zou dit vergaande gevolgen hebben. Ten tijde van de staatsrechtelijke hervorming van het Koninkrijk is echter besloten vooralsnog geen statuswijziging na te streven. Overigens moeten alle landen van het Koninkrijk vooraf akkoord gaan met een voorstel tot statuswijziging. Dit vloeit voort uit het Statuut van het Koninkrijk, en is aan de EU-verdragspartijen meegedeeld in Verklaring (nr. 60) van Nederland bij artikel 355 van het EU-Werkingsverdrag: 'Het Koninkrijk der Nederlanden verklaart dat een initiatief tot een besluit, als bedoeld in artikel 355, lid 6, strekkende tot wijziging van de status van de Nederlandse Antillen en/of Aruba ten aanzien van de Unie alleen zal worden ingediend op grond van een besluit dat genomen is in overeenstemming met het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden.'

Hoewel een statuswijziging op het moment dus niet aan de orde is, zullen de volgende paragrafen illustreren wat een eventuele statuswijziging met zich mee zou brengen. Mede aan de hand van voorbeelden uit het recente verleden zal uiteengezet worden wat de juridische gevolgen zouden zijn van een statuswijziging.

UPG-status

Het EU-acquis is integraal op de ultraperifere gebieden van toepassing. Het EU-Hof heeft deze redenering in meerdere zaken bevestigd en toegelicht. Zo oordeelde het Hof in Zaak 58/86 in dit kader dat 'de situatie op het eiland Réunion niet objectief verschilt van die in de rest van de Gemeenschap'. De UPG-status betekent dat deze gebieden volledig deel uitmaken van de interne markt, met daarbij slechts enkele bijzondere afwijkingen. Hierbij verdient aandacht dat deze uitzonderingen het resultaat zullen zijn van onderhandelingen volgens een in artikel 349 EU-Werkingsverdrag geregelde procedure, en dus niet vooraf vast liggen. Uit de jurisprudentie van het EU-Hof blijkt daarnaast dat de Raad voorzichtig moet omgaan met de mogelijkheid om afwijkingen aan te nemen. In Lancry heeft het Hof duidelijk gemaakt dat het niet toegestaan is in zo'n uitzondering af te wijken van de basisbeginselen van het gemeenschapsrecht. Uit de zaak Hansen blijkt dat het Hof eventuele afwijkingen van het acquis alleen toelaatbaar acht als ze tot doel hebben 'aan de behoeften van die gebieden tegemoet te komen'. Uit de zaak Chevassus-Marche blijkt verder dat alleen strikt noodzakelijke en in de tijd beperkte afwijkingen toegestaan zijn, waarbij voorrang moet worden gegeven aan maatregelen die de werking van de gemeenschappelijke markt het minst verstoren. Het EU-Hof oordeelde in de zaken C-132/14 t/m C-136/14 (Parlement en Commissie tegen de Raad) over Mayotte dat de rechtsgrondslag uit artikel 349 VWEU zich niet beperkt tot de aanpassing van het primaire recht, maar zich ook uitstrekt tot aanpassing van het secundaire recht. Hieronder valt ook uitstel van de toepassing van het Unierecht.

Bij Besluit 2012/419/EU heeft de Europese Raad besloten de status van Mayotte (een Frans overzees department) per 1 januari 2014 te wijzigen. Op basis van dit besluit is Mayotte vanaf deze datum niet langer een LGO, maar een UPG. Vanwege deze wijziging van de juridische status van Mayotte, is het recht van de Unie met ingang van 1 januari 2014 in principe volledig van toepassing op Mayotte. Om toch rekening te houden met de specifieke structurele sociale en economische situatie van Mayotte zijn maatregelen genomen met enkele bijzondere voorwaarden voor de toepassing van het Unierecht. Hoewel er rekening gehouden wordt met de bijzondere omstandigheden van Mayotte, blijkt dat de afwijkende maatregelen slechts tijdelijk van aard zijn. Zo werden op grond van richtlijn 2013/64 enkele onderdelen van verschillende richtlijnen over bijvoorbeeld waterkwaliteit en kippenhouderij niet direct op 1 januari 2014 van toepassing op Mayotte, maar pas na een bepaalde tijd.

Het eiland Saint-Barthélemy onderging juist een tegenovergestelde verandering. Per 1 januari 2012 is Saint-Barthélemy namelijk geen UPG meer, maar een LGO, als gevolg van Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad. Deze wijziging kwam voort uit de wens om ten aanzien van de Unie een status te verkrijgen die beter past bij de afstand tot Frankrijk en de insulaire, kleinschalige economie die alleen gericht is op toerisme. Het eiland zou daarnaast problemen hebben bij de toepassing van een deel van de voorschriften van de Europese Unie. Door de nieuwe status als LGO hoeft Saint-Barthélemy aan veel minder Europese regelgeving te voldoen dan voorheen. In vergelijking met de UPG-status betekent de LGO-status immers dat niet al het Europees recht van toepassing hoeft te zijn.Toch zijn enkele maatregelen getroffen die in het kader van de statuswijziging nodig werden geoordeeld.

Bij een eventuele statuswijziging van een of meerdere Caribische delen van het Koninkrijk volgt dat de EU-Verdragen voor de desbetreffende gebieden geratificeerd zouden moeten worden. Ook zullen er veel positieve en negatieve integratiemaatregelen moeten worden vastgesteld. Positieve integratie brengt met zich mee dat al het geldende Europese recht omgezet moet worden in nationaal recht. Kenmerkend voor ons Koninkrijk is dat de vier landen een sterke mate van autonomie hebben. Hieruit volgt dat de Caribische landen staatsrechtelijk in principe zelf verantwoordelijk zullen zijn voor de implementatie van al het bestaande en al het toekomstige Europees recht (tenzij het gaat om koninkrijksaangelegenheden). Voor de implementatie van Europees recht op de BES-eilanden zou het land Nederland uiteraard verantwoordelijk zijn. Negatieve integratie komt neer op het verwijderen van belemmeringen op het vrije interstatelijke verkeer van goederen, kapitaal en personen. Op slechts een paar uitzonderingen na, moeten de UPG immers voldoen aan alle rechten en plichten die voortvloeien uit het Europese recht.

Zo zullen op het gebied van het strafrecht, het handelsrecht, het ondernemingsrecht en het belastingrecht aanzienlijke aanpassingen doorgevoerd moeten worden om te kunnen voldoen aan de Europese richtlijnen en verordeningen op die rechtsgebieden. Voor burgers uit derde landen brengt een eventuele UPG-status bovendien veranderingen met zich mee als gevolg van de implementatie van richtlijnen over bijvoorbeeld langdurig ingezeten derdelanders, gezinshereniging en studie. Hoewel de verkrijging van de UPG-status niet zonder meer toetreding tot het Schengenregime impliceert, zullen de richtlijnen op het vlak van migratie in principe wel van toepassing zijn op de UPG. Met betrekking tot het goederenverkeer heeft een UPG-status bovendien gevolgen, bijvoorbeeld vanwege de verschillen in producteisen die binnen en buiten de EU worden gehanteerd.

Een voordeel van de huidige LGO-status is dat, ondanks dat het EU-recht niet direct van toepassing is, er wel voor gekozen kan worden delen van het niet-direct toepasselijke EU-recht van toepassing te verklaren. Het staat LGO vrij om EU-recht over te nemen als dat hen goeddunkt. Met andere woorden, ook al is bepaalde Europese regelgeving niet automatisch van toepassing op een LGO, dan kan deze regelgeving alsnog 'geadopteerd' worden.

Sinds de grote staatkundige wijzigingen in het Koninkrijk op 10 oktober 2010 zijn de BES-eilanden bijzondere openbare lichamen van Nederland. Sindsdien geldt veel van het Nederlandse recht op de BES-eilanden. Daaronder valt ook een deel van het in Nederland geïmplementeerde Europese recht. Veel Europees recht is ten behoeve van de BES-eilanden dus al vrijwillig geadopteerd. Voor de BES-eilanden zou een eventuele statuswijziging daarom minder ingrijpende gevolgen met zich mee brengen dan een statuswijzing van een van de Caribische landen van het Koninkrijk.

Meer lezen:

  • Klik hier voor het onderzoek uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen over de juridische implicaties van statuswijziging en het onderzoek uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam over de economische implicaties van statuswijziging.
  • Klik hier voor het kabinetsstandpunt inzake de UPG-status voor de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba uit 2008.
  • Commissie-website: regionaal beleid en de ultraperifere regio's