Administratieve samenwerking

Administratieve samenwerking

De lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn gehouden het EU-recht uit te voeren en het is hun plicht erop toe te zien dat de uitvoering van dat recht doeltreffend verloopt. Die doeltreffende uitvoering van het EU-recht moet worden beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang (artikel 197, lid 1, EU-Werkingsverdrag). De Europese Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om het EU-recht uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan zowel het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en van ambtenaren omvatten, als het ondersteunen van opleidings- en ontwikkelingsregelingen. Geen enkele lidstaat is verplicht om gebruik te maken van dergelijke steun (artikel 197, lid 2, eerste, tweede en derde volzin, EU-Werkingsverdrag)

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen ondersteunende maatregelen op het gebied van administratieve samenwerking vast. Die maatregelen mogen niet leiden tot enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten (artikel 197, lid 2, vierde volzin, EU-Werkingsverdrag). Voorbeelden van ondersteunende maatregelen op het gebied van de administratieve samenwerking zijn het Instrument voor technische ondersteuning en het Fiscalis-programma voor samenwerking op het gebied van belastingen.  

De ondersteunende bevoegdheid op het gebied van administratieve samenwerking laat de verplichting van de lidstaten om het EU-recht uit te voeren, alsook de pregoratieven en taken van de Commissie, onverlet. Het laat ook andere bepalingen van de EU-Verdragen die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Europese Unie, onverlet. De EU-Verdragen voorzien bijvoorbeeld in administratieve samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (zie dit ECER-dossier voor meer informatie). 

Naar boven