C-149/16 Socha ea
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 12 mei 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 28 mei 2016 Schriftelijke opmerkingen: 28 juni 2016 Trefwoorden: wijziging arbeidsvoorwaarden; collectief ontslag Onderwerp Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (Pb L 225, blz. 16)
Verzoeksters werken bij een gespecialiseerd ziekenhuis (verweerder) met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In augustus 2015 krijgen verzoeksters bericht dat een bepaalde arbeidsvoorwaarde wordt opgezegd, te weten het recht op een jubileumpremie. In de procedure die verzoeksters tegen dat besluit aanspannen stelt verweerder dat de maatregel, die moet leiden tot reductie van loonkosten, het gevolg is van de financiële crisis waarin het bedrijf zich bevindt, en dient om liquidatie te voorkomen. Verweerder heeft echter niet de voorgeschreven wettelijke procedure gevolgd (bijzondere regels inzake de beëindiging van arbeidsverhoudingen met werknemers om niet aan de werknemers toe te rekenen redenen).
De verwijzende POL-rechter (districtsrechtbank Wroclaw-Centrum) vraagt zich af of de werkgever, door niet de wettelijke procedure te volgen, in strijd met RL 98/59 heeft gehandeld, met name met de daarin vermelde collectieve rechten van werknemers op raadpleging en voorlichting. In de POL wet is geen regeling voor het opzeggen van voorwaarden in een arbeidsovereenkomst zodat de vraag is of sprake is van ‘ontslag’ indien als gevolg van het niet aanvaarden van de wijziging de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. In de POL rechtspraak wordt heel verschillend over deze kwestie geoordeeld omdat het begrip ‘ontslag’ in de richtlijn verschillend wordt uitgelegd. In de HvJEU-jurisprudentie vindt de rechter wel zaken over verplichte raadpleging werknemers na beëindiging arbeidscontracten dan wel collectief ontslag, maar niet of dat in geval van eenzijdige wijziging van arbeids(belonings)voorwaarden ook geldt. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU: “Dienen de artikelen 1, lid 1, en 2 van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225, blz. 16), gelezen in samenhang met het beginsel van het nuttige effect van het [Unie]recht, aldus te worden uitgelegd dat een werkgever die wegens een moeilijke financiële situatie overgaat tot de opzegging van arbeids- en beloningsvoorwaarden in arbeidsovereenkomsten (eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever), doch zulks enkel wat de beloningsvoorwaarden betreft, verplicht is de uit voormelde richtlijn voortvloeiende procedure te volgen en de in zijn bedrijf vertegenwoordigde vakbonden over deze opzegging te raadplegen, hoewel het nationale recht – de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van de wet van 13 maart 2003 betreffende bijzondere regels inzake de beëindiging van arbeidsverhoudingen met werknemers om niet aan de werknemers toe te rekenen redenen (Dz. U. [staatsblad van de Republiek Polen] 2003, nr. 90, volgnummer 844, zoals gewijzigd) – geen regeling bevat voor de opzegging van voorwaarden in een arbeidsovereenkomst?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-44/08 Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK e.a.; C-422/14 Pujante rivera Specifiek beleidsterrein: SZW