C-164/16 Mercedes Benz Financial Services UK

Contentverzamelaar

C-164/16 Mercedes Benz Financial Services UK

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   10 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       26 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   26 juni 2016
Trefwoorden: btw; termijnbetalingen

Onderwerp
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Verzoekster MBFS, dochter van Daimler AG, lanceert op 01-08-2007 voor haar klanten de mogelijkheid voor betaling een keus te maken uit een huurkoop-, een ‘agility’- of een lease overeenkomst. Betaling geschiedt in maandelijkse termijnen aan verzoekster. Bij huurkoop- en ‘agility’ heeft de klant op het einde de optie het voertuig te kopen. Huurkoop betekent dat de klant tevoren heeft besloten het voertuig te kopen, het agility-product is voor de weifelaars. Bij het leaseproduct staat vast dat het om ‘dienstverlening’ gaat.
Verzoekster heeft 20-02-2006 bij de VK belastingAut (verweerster) om een ‘ruling’ gevraagd voor de btw-behandeling van de ‘agility-overeenkomst’. Op grond van een dergelijke overeenkomst vindt geen levering van een goed plaats in de zin van artikel 14, lid 2, onder b) van RL 2006/112. Verweerster beslist 15-06-2006 echter dat het artikel wel van toepassing is, en heeft dit na heroverweging 16-12-2008 bevestigd. Verzoekster stelt 23-12-2008 beroep in tegen de weigering, dat 17-12-2012 wordt verworpen. De eerste zitting in hoger beroep vindt 21-10-2015 plaats.
In de verwijzingsbeschikking worden de (verschillen tussen de) drie overeenkomsten uiteengezet. Verweerster benadrukt dat artikel 14, lid 2, onder b) van RL 2006/112 belastingdiensten niet verplicht een economische analyse uit te voeren van bepaalde aspecten van huurkoopovereenkomsten. Dat zou in strijd zijn met de rechtszekerheid. Overeenkomsten die voorzien in een mogelijkheid van eigendomsovergang middels een laatste betaling moeten op gelijke wijze behandeld worden, en niet met behulp van de door verzoekster voorgestane analyse waarbij wordt nagegaan hoeveel klanten voor welk product kiezen. Zij ziet bovendien geen reden om een ‘Agility’overeenkomst als een dienstverrichting aan te merken omdat het enige verschil met huurkoop is dat bij ‘Agility’ de laatste betaling facultatief is, en bij huurkoop verplicht. Verzoekster stelt dat, gezien de ‘Agility’overeenkomst tot verkoop kán leiden maar evengoed ook niet, deze niet onder artikel 14, lid 2 onder b) valt.

De verwijzende VK-rechter (Hof van Beroep England and Wales) legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1. Wat betekenen de woorden “een overeenkomt [...] volgens welke normaal het goed uiterlijk bij de betaling van de laatste termijn in eigendom wordt verkregen” in artikel 14, lid 2, onder b)[, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde]?
2. Houdt het woord “normaal”, in het bijzonder in de onderhavige zaak, in dat een belastingdienst alleen hoeft na te gaan of er sprake is van een koopoptie die uiterlijk bij de betaling van de laatste termijn kan worden uitgeoefend?
3. Of houdt het woord “normaal” in dat de nationale belastingdienst meer moet doen en het economische doel van de overeenkomst moet bepalen?
4. Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:
a. Moet bij de uitlegging van artikel 14, lid 2, rekening worden gehouden met een analyse waarbij wordt nagegaan of het waarschijnlijk is dat de klant de koopoptie zal uitoefenen?
b. Is de hoogte van de prijs die moet worden betaald bij de uitoefening van de koopoptie relevant om het economische doel van de overeenkomst te bepalen?
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten