C-17/16 El Dakkak et Intercontinental
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 29 februari 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 15 maart 2016 Schriftelijke opmerkingen: 15 april 2016 Trefwoorden: douane; Schengen grenscode; transitzone luchthavens; extraterritoriaal gebied Onderwerp - Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten; - Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
Verzoeker El Dakkak is Libanees staatsburger en inwoner van Benin; verzoekster Intercontinental is een vennootschap naar Benins recht. Verzoeker krijgt opdracht van verzoekster een transport van Amerikaanse dollars te verzorgen van Cotonou naar Beiroet, met overstap in Parijs. Op 09-12-2010 wordt verzoeker op de FRA luchthaven gecontroleerd. Hij overlegt een aangifte die hij bij de douane van Benin had afgelegd. Vervolgens wordt hij vastgehouden en wordt een strafrechtelijk onderzoek tegen hem geopend wegens niet-nakomen aangifteplicht en witwassen/fraude. Het geld wordt in beslag genomen. In beroep (11-05-2011) wordt de hele procedure nietig verklaard en bepaald dat het geld moet worden teruggegeven. De bewaarnemer meldt dat de dollars in euro’s zijn omgezet en dat zij de tegenwaarde daarvan in dollars minus behandelingskosten zal overschrijven. Verzoekers starten een schadevergoedingsprocedure bij het Hof van beroep omdat zij menen dat de douane niet het recht had verzoeker te beschuldigen van niet-nakoming van de aangifteplicht: een dergelijke verplichting gold niet voor hem. Hij verbleef immers in een internationale transitzone. Verweerster (douane) stelt daarentegen dat bij verzoeker wel sprake is van binnenkomst in de Gemeenschap. Dat hij in de transitzone van het vliegveld is gebleven doet daar niet aan af aangezien noch het ICAO-verdrag noch enige andere tekst aan internationale transitzones een extraterritoriaal karakter verleent. De beslechting van het geding hangt af van de definitie van de begrippen ‘binnenkomen of verlaten van het grondgebied van de Gemeenschap’ en ‘overschrijding van een buitengrens aan de grensdoorlaatposten’ voor een onderdaan van een derde staat die zich bevindt in een ‘internationale transitzone van een luchthaven’. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU: “Moeten artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1889/2005 van 26 oktober 2005 en artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006, aldus worden uitgelegd dat een onderdaan van een derde staat die zich in de internationale transitzone van een luchthaven bevindt niet onderworpen is aan de aangifteplicht krachtens artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1889/2005 van 26 oktober 2005, dan wel dat deze onderdaan onderworpen is aan de genoemde verplichting aangezien hij een buitengrens van de Gemeenschap via een grensdoorlaatpost heeft overschreden zoals bepaald in artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006?” Specifiek beleidsterrein: VenJ IenM en FIN