C-181/16 Gnandi

Contentverzamelaar

C-181/16 Gnandi

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   16 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       02 juni 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   02 juli 2016
Trefwoorden: asielverzoek; illegaal verblijf; non-refoulement


Onderwerp
Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven

Verzoeker (Togolees) heeft 14-04-2011 in BEL asiel aangevraagd dat 23-05-2014 is geweigerd. Verzoeker krijgt 03-06-2014 een bevel het BEL grondgebied te verlaten. Hij gaat 23-06-2014 tegen de beslissing van 23-05 in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) en heeft daarbij tevens gevraagd om nietigverklaring van de uitzetting. Verzoekers beroep wordt 31-10-2014 verworpen, tegen welk besluit hij cassatieberoep instelt. Hij dient 18-05-2015 een verzoek in voor een machtiging tot verblijf. De RvV wijst 19-05-2015 zijn verzoek tot nietigverklaring van de uitzetting af. De RvS ‘verbreekt’ de zaak op 31-10-2014 en wijst vervolgens terug naar de RvV.

De verwijzende BEL rechter (Raad van State) onderzoekt allereerst de ontvankelijkheid van de zaak, de vraag naar verzoekers procesbelang. Verzoeker verdedigt zijn belang bij cassatie: het afgeven van een verwijderingsbesluit terwijl de rechtsmiddelen in de asielprocedure nog niet zijn uitgeput is niet verenigbaar met EU-recht. Hij baseert zich daarbij op artikel 5 van RL 2008/115 (eerbiediging beginsel non-refoulement). De rechter stelt echter vast dat het verzoeker gaat om erkenning van de vluchtelingenstatus; in de door verzoeker aangehaalde artikelen gaat het om verlenging van (een vorm van) verblijfsvergunning. Het aan verzoeker gegeven bevel is dan ook geen verwijderingsbesluit maar een terugkeerbesluit. Voor de vraag of verzoeker kan worden uitgezet wendt de verwijzende rechter zich tot het HvJEU:
“Moeten artikel 5 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, dat de lidstaten verplicht om het beginsel van non-refoulement te eerbiedigen bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, alsook het recht op een doeltreffend rechtsmiddel, neergelegd in artikel 13, lid 1, van deze richtlijn en in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de vaststelling van een terugkeerbesluit, zoals bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2008/115/EG, in artikel 52/3, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en in artikel 75, § 2, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vanaf het moment van afwijzing van de asielaanvraag door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en dus vóór de rechtsmiddelen tegen deze beslissing tot afwijzing kunnen worden uitgeput en vóór de asielprocedure definitief kan worden afgesloten?”
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten