C-284/15 M
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 28 juli 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 14 augustus 2015 Schriftelijke opmerkingen: 14 september 2015 Trefwoorden: sociale zekerheid; gelijke behandeling (nationaliteit); handvest grondrechten (vrij verkeer werknemers) Onderwerp Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen
Verzoeker M is TSJ staatsburger. In 2008 komt hij naar BEL met zijn echtgenote die voor de EURCIE werkt (op die grond is de zaak geanonimiseerd). Hij is musicus en werkte in TSJ tot en met 27-04-2008 voltijds in een symfonieorkest. In BEL schrijft hij zich in als werkzoekende en vraag een werkloosheidsuitkering aan vanaf 13-05-2008. De laatste wordt niet gehonoreerd. Vanaf 08-09-2008 werkt hij op een deeltijdarbeidsovereenkomst voor 2,5 uur per week als viool- en gitaarleraar bij de oudervereniging (zonder winstoogmerk) voor leerlingen van de Europese School. Hij vraagt dan per 08-09-2008 een werkloosheidsuitkering voor de overige uren (‘inkomensgarantie-uitkering = IGU). Op die aanvraag wordt niet beslist. Zijn arbeidsovereenkomst met de vereniging eindigt op 23-06-2009. Op 24-09-2009 vraagt verzoeker een volledige werkloosheidsuitkering aan. Hij krijgt een nieuwe deeltijdovereenkomst met ingang van schooljaar 2009 en vraagt op 22-10-2009 weer om een IGU. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) heeft op de drie aanvragen beslist dat verzoeker geen recht op werkloosheidsuitkeringen heeft omdat de in TSJ verrichte arbeidsprestaties niet konden worden meegerekend (niet in BEL voortgezet). De IGU-verzoeken zijn afgewezen omdat een deeltijdarbeider alleen recht op werkloosheidsuitkeringen heeft indien hij in dienstverband arbeid heeft verricht gedurende gemiddeld ten minste 12 uur per week. Verzoeker vecht de beschikkingen aan voor de ArbeidsRb Brussel. Hij betrekt daarin mede de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen (HVW) die volgens hem aansprakelijk is wegens niet nakoming van haar informatie- en adviseringsplicht. De Rb verklaart de vordering op 11-09-2012 gedeeltelijk gegrond en beslist dat verzoeker vanaf 08-09-2008 recht heeft op IGU en vanaf 24-09-2009 op een uitkering wegens volledige werkloosheid. RVA gaat in beroep. Het Arbeidshof bevestigt dat verzoeker recht heeft op volledige werkloosheidsuitkering van 24-06-2009 tot 06-09-2009 en recht op IGU vanaf 07-09-2009. Het hof ziet in de BEL regelgeving geen beletsel om de in TSJ verrichte arbeidsprestaties in aanmerking te nemen. RVA gaat in cassatie. Zij verwijt het hof niet eerst de rechtspositie van verzoeker tussen 08-09-2008 en 23-06-2009 te hebben vastgesteld alvorens te verklaren dat hij recht op uitkeringen heeft.
De verwijzende BEL rechter (Arbeidshof Brussel) moet nog oordelen over de toekenning van uitkeringen vanaf 08-09-2008. De vraag is of verzoeker op die datum aan de voorwaarden in de BEL regeling voldoet om als ‘deeltijdse werknemer met behoud van rechten’ te kunnen worden beschouwd. De verwijzende rechter vraagt zich af of de BEL regeling verenigbaar is met EUrecht gezien de in de regeling geldende beperking van samentellen van tijdvakken. Dit zou een ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verkeer van werknemers opleveren. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor: (1) Moet artikel 67, lid 3, van verordening [(EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen][OMISSIS], aldus worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat voor het recht op een werkloosheidsuitkering ter aanvulling van de inkomsten uit deeltijdse werkzaamheden, de tijdvakken van arbeid niet samentelt wanneer deze deeltijdse werkzaamheden niet zijn voorafgegaan door tijdvakken van arbeid of verzekering in deze lidstaat? (2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71 dan verenigbaar met in het bijzonder: – artikel 48 VWEU, voor zover de in artikel 67, lid 3, gestelde voorwaarde voor de samentelling van tijdvakken van arbeid, het vrije verkeer van werknemers en hun toegang tot bepaalde deeltijdbanen kan beperken, – artikel 45 VWEU, dat „de afschaffing [inhoudt] van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden” en voorziet in het recht van werknemers om „in te gaan op een feitelijk aanbod tot tewerkstelling” (waaronder ook deeltijdwerk) in andere lidstaten, „zich te dien einde vrij te verplaatsen binnen het grondgebied der lidstaten” en aldaar te verblijven „teneinde daar een beroep uit te oefenen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke voor de tewerkstelling van nationale werknemers gelden”, – artikel 15, lid 2, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dat bepaalt: „Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken [en] te werken”? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-346/05 Chateignier Specifiek beleidsterrein: SZW