C-330/14 Szemerey

Contentverzamelaar

C-330/14 Szemerey

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 september 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 september 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   28 oktober 2014
Trefwoorden:  gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB - wijnsector)

Onderwerp
- VEU artikel 4 (bevoegdheidsverdeling); VWEU artikel 39 (GLB)
- Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (alsmede diverse uitvoeringsVo van de EURCIE)

Verzoeker dient een steunaanvraag in die hem bij besluit van 21-01-2010 wordt toegewezen in het kader van biologische landbouw. Hij krijgt 52,9 ha toegewezen en vraagt daarvoor vervolgens agromilieusteun, en daarnaast voor 29,69 ha steun voor teelt van zeldzame gewassoorten (witte honingklaver). Hij heeft het zaad daarvoor in het buitenland gekocht.
De inzaai in 2010 mislukt door onder meer wateroverlast. Verzoeker doet in juni en juli aangifte van overmacht, en vervangt daarbij de code van de getroffen oppervlakte in die van ‘braakgelegde grond’. In september heeft de Commissie inzake overmacht … zijn aangifte van overmacht aanvaard.
In 2011 wordt verzoekers aanvraag om steun afgewezen en hij krijgt een boete in de vorm van inhouding op eerder verleende steun. Verzoeker gaat in beroep tegen dat besluit en de sanctie. Maar het competente DG (verweerder) bevestigt zijn besluit omdat verzoeker bij de aanvraag om areaalbetaling de verklaring met betrekking tot zeldzame gewassoorten (in 2010) niet heeft overgelegd. Het is volgens verweerder niet mogelijk dit verzuim te herstellen.
Verzoeker stelt dat hij tijdig en correct een steunaanvraag heeft ingediend zodat hij recht heeft op agromilieusteun, en daarmee ook voor de zeldzame gewassoorten. Hij is van mening dat het hem verwetene zijn aanvraag niet onrechtmatig, maar hooguit onjuist of onvolledig maakt, en kan geen invloed hebben op de totale steunaanvraag.

De verwijzende HON rechter heeft voor beslechting van het geschil meer uitleg nodig over Vo. 796/2004 en 1122/2009. Dan kan hij beoordelen of de nationale regeling verenigbaar is met het EU-recht. Hij ziet in de uitkomst van de administratieve handelingen voor verzoeker wel schending van het evenredigheidsbeginsel. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moeten het flexibiliteitsbeginsel en het beginsel dat de verzamelaanvraag kan worden gewijzigd, in de zin van de [punten] 20 en 27 [van de considerans] van verordening (EG) nr. 796/2004 [van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers], alsook van de [punten] 18, 23 en 26 [van de considerans] van verordening (EG) nr. 1122/2009 [van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector], aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan de betalingsaanvraag in het geval van teelt van een zeldzame gewassoort de verklaring met betrekking tot het zeldzame gewas moet bevatten, gelet op de administratieve praktijk volgens welke de verklaring alleen voorafgaand aan de betalingsaanvraag, tussen 2 en 15 april 2010, kon worden aangevraagd, de verklaring alleen terzelfder tijd als de indiening van de verzamelaanvraag kon worden bijgevoegd en het op grond van de regeling niet mogelijk was om de fout in de aanvraag bestaande in het ontbreken van de verklaring te herstellen?
2. Is die regeling verenigbaar met de verplichting van een lidstaat om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in gevaar te brengen of kan worden gesteld dat de daadwerkelijke uitoefening van het uit het Unierecht voortvloeiende recht op steun van landbouwers die zeldzame gewassen telen, in 2010 bij de wijziging van de wettelijke regeling [wijziging van artikel 43, lid 6, van besluit 61/2009 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 14 mei 2009 bij besluit 31/2010 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 30 maart 2010] onmogelijk of uiterst moeilijk en onvoorspelbaar is geworden?
3. Verzetten [punt] 57 [van de considerans] van verordening nr. 796/2004 of [punt] 75 [van de considerans] van verordening nr. 1122/2009 en in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel zich tegen de administratieve praktijk dat, wanneer een verklaring met betrekking tot het zeldzame gewas ontbreekt, een sanctie voor een te hoge aangifte met betrekking tot de volledige aanvraag wordt opgelegd zonder rekening te houden met opzet, nalatigheid of de omstandigheden, wanneer de betalingsaanvraag voorts met betrekking tot het volledige perceel voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun en de landbouwer het aangegeven gewas op de aangegeven oppervlakte teelt?
4. Gelden de verschoningsgronden van de [punten] 67 of 71 [van de considerans] van verordening nr. 796/2004 of [punt] 75 [van de considerans] van verordening nr. 1122/2009 indien de landbouwer een strijdige of ongepaste administratieve praktijk als een uitzonderlijke omstandigheid aanvoert en wil aantonen dat de praktijk van het bestuursorgaan zijn fout geheel of gedeeltelijk heeft veroorzaakt?
5. Kan de aanvaarde aangifte van overmacht door de landbouwer bij volledig verlies van de teelt (inzaai) worden aangemerkt als juiste informatie als bedoeld in [punt] 67 [van de considerans] van verordening nr. 796/2004 en [punt] 93 [van de considerans] van verordening nr. 1122/2009, die de landbouwer vrijstelt aangaande de niet-overgelegde verklaring met betrekking tot het zeldzame gewas en dus de vrijstelling van de sancties met betrekking tot de volledige aanvraag tot gevolg heeft?

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten