C-426/16 Liga van Moskeeën en Islamitische Organisaties Provincie Antwerpen e.a.

Contentverzamelaar

C-426/16 Liga van Moskeeën en Islamitische Organisaties Provincie Antwerpen e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 september 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       13 oktober 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   13 november 2016

Trefwoorden: dierenwelzijn (ritueel slachten); godsdienstvrijheid

Onderwerp: - EVRM artikel 9 en Handvest artikel 10 (godsdienstvrijheid); VWEU artikel 13 (dierenwelzijn)

- Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong
- Verordening (EG) nr. 1099/2009 van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.

Deze zaak gaat over het (onverdoofd) ritueel slachten van schapen ten behoeve van het jaarlijkse Offerfeest van moslims (dat dit jaar afgelopen weekend plaatsvond). Volgens een BEL wet van 1986 mag het op deze wijze slachten slechts plaatsvinden in door de overheid aangewezen slachtinrichtingen. Vanwege de piekvraag worden jaarlijks tijdelijke inrichtingen aangewezen. In Vo. 1099/2009 (van 24-09-2009) is bepaald dat dieren uitsluitend mogen worden gedood na te zijn bedwelmd, met uitzondering van dieren die worden geslacht volgens speciale methoden, vereist voor religieuze riten. In dat geval geldt dat slachten dient plaats te vinden in een slachthuis dat onder Vo. 853/2004 valt. Sinds 01-07-2014 is de bevoegdheid inzake dierenwelzijn overgedragen aan de Gewesten. De bevoegde Vlaamse Minister meldde dat jaar dat hij in 2014 voor het laatst vergunningen voor tijdelijke slachtinrichtingen zou afgeven, maar daarna niet meer wegens strijd met EUrecht. Voortaan dienden alle onverdoofde slachtingen enkel nog in erkende slachthuizen plaats te vinden.

Verzoekers zijn in augustus 2015 een procedure begonnen wegens het ontbreken van maatregelen voor een goed verloop van het Offerfeest en eisen dat vergunningen voor tijdelijke slachtinrichtingen worden afgegeven. Deze eis wordt 16-09-2015 afgewezen. Het is dan te laat om verder te procederen, dit gebeurt op 05-02-2016 waarbij Vlaams Gewest (verweerder) wordt gedagvaard. Zij stellen dat het niet erkennen van tijdelijke slachtinrichtingen inbreuk maakt op de BEL wet van 1986, de in de BEL Gw, het Handvest Grondrechten en het EVRM gegarandeerde vrijheid van godsdienst, de scheiding van Kerk en Staat, en andere rechtsbeginselen.

De verwijzende BEL rechter (Rb Brussel) stelt vast (na overwegingen over procesbevoegdheid van de diverse partijen die hier buiten beschouwing gelaten kunnen worden) dat het kernvraagstuk bestaat uit de vraag of verweerder op onrechtmatige wijze afbreuk doet aan de vrijheid van godsdienst door geen erkenningen meer af te leveren voor tijdelijke slachtinrichtingen waar, met het oog op het Offerfeest, dieren onbedwelmd ritueel mogen worden geslacht.

Verzoekers eisen voortzetting van de praktijk van het aanwijzen van tijdelijke slachtinrichtingen. Verweerder stelt dat Vo. 1099/2009 dit onmogelijk maakt. Verzoekers wijzen op artikel 1.3.a) iii van de Vo. waar wordt bepaald dat de Vo. niet van toepassing is indien dieren worden gedood tijdens culturele of sportieve evenementen. Het islamitisch Offerfeest is volgens verzoekers een ‘cultureel evenement’ in de zin van die bepaling.

De verwijzende rechter vraagt zich af of de door verweerder gestelde beperkingen noodzakelijk zijn voor bescherming van de openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Is artikel 4, lid 4, samen gelezen met artikel 2, k, van Verordening (EG) nr 1099/2009 van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden ongeldig wegens een schending van artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 10 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en/of artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, doordat zij bepalen dat dieren volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten slechts zonder bedwelming mogen geslacht worden in een slachthuis dat onder de toepassing valt van Verordening (EG) nr. 853/2004, terwijl in het Vlaams Gewest onvoldoende capaciteit aanwezig is in dergelijke slachthuizen om te voldoen aan de vraag die jaarlijks ter gelegenheid van het islamitische Offerfeest ontstaat naar onbedwelmd ritueel geslachte dieren, en de lasten om tijdelijke, met het oog op het islamitische Offerfeest, door de overheid erkende en gecontroleerde slachtinrichtingen om te vormen naar slachthuizen die onder de toepassing vallen van Verordening (EG) nr. 853/2004, niet pertinent lijken om de nagestreefde doelstellingen van dieren welzijn en volksgezondheid te bereiken en hiermee niet evenredig lijken te zijn?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZ, BZK