C-436/24 Lyko Operations

Contentverzamelaar

C-436/24 Lyko Operations

Prejudiciële hofzaak      

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     8 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     25 september 2024

Trefwoorden: BTW; voucher; loyaliteitsprogramma

Onderwerp:  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW-richtlijn): artikelen 30 bis en 73 bis.

Feiten:
Lyko Operations AB verkoopt haarverzorgings- en schoonheidsproducten in fysieke winkels en online. Zij wil een loyaliteitsprogramma voor haar klanten ontwikkelen, waarbij klanten punten ontvangen bij aankopen. De punten kunnen vervolgens ingewisseld worden bij een puntenwinkel voor goederen, maar alleen in combinatie met een nieuwe ‘gewone’ aankoop. De onderneming heeft de commissie voor fiscale vraagstukken vragen gesteld over de betekenis van dit loyaliteitsprogramma voor het gebruik van vouchers, en de btw-heffing die toegepast zou moeten worden. In de ruling van de commissie wordt gesteld dat het loyaliteitsprogramma niet betekent dat er vouchers aan de klanten overgedragen worden. Zowel de onderneming als de belastingdienst zijn in beroep gegaan tegen deze ruling.

Overweging:
Het is de vraag of de stempelkaart onder de definitie van voucher in artikel 30 bis van de btw-richtlijn valt. Voor deze definitie volstaat het dat er sprake is van een verplichting om het instrument als tegenprestatie voor goederen of diensten te aanvaarden. De verwijzende rechter stelt dat het woord ‘aanvaarden’ kan duiden op dat het voor een instrument volstaat om de houder het recht te geven om in ruil voor het instrument een product te verkrijgen. De belastingdienst voert aan dat een instrument ook een specifieke monetaire waarde moet hebben voordat het een voucher kan vormen. De verwijzende rechter vraagt daarnaast, indien het puntensysteem een voucher zou zijn, wat dan de maatstaf van heffing zou moeten zijn over de goederen uit de puntenwinkel.

Prejudiciële vragen:
Eerste vraag: Vormt een instrument in de vorm van punten – zoals het instrument dat in het hoofdgeding aan de orde is – een voucher in de zin van artikel 30 bis van de btw-richtlijn, wanneer die punten worden toegekend op basis van een loyaliteitsprogramma dat zodanig is ingericht dat een klant die goederen koopt, punten verkrijgt op basis van het volume van de aankopen en die punten vervolgens bij een toekomstige aankoop mag gebruiken om nog andere goederen uit het assortiment van de verkoper te verkrijgen? 
Tweede vraag: Indien de eerste vraag [bevestigend] wordt beantwoord, hoe dient de maatstaf van heffing overeenkomstig artikel 73 bis van de btw-richtlijn dan te worden bepaald wanneer de punten worden gebruikt om goederen van de verkoper te verkrijgen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-637/20 DSAB Destination Stockholm; C-126/88 Boots Company; C-48/97 Kuwait Petroleum

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal

Gerelateerde documenten