C-510/21 Austrian Airlines  

Contentverzamelaar

C-510/21 Austrian Airlines  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 oktober 2021
Schriftelijke opmerkingen:                    11 december 2021

Trefwoorden : schadevergoeding, luchtvervoer, verdrag van Montreal, begrip ‘ongeval’

Onderwerp :

-           Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend door de Europese Gemeenschap op 9 december 1999, en namens laatstgenoemde goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001

-           Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002

Feiten:

Tijdens een op 18-12-2016 door verweerster uitgevoerde vlucht van Tel Aviv naar Wenen viel een kan met hete koffie van de serveerwagen die langs de stoelenrijen werd gereden. Hierdoor heeft verzoeker brandwonden opgelopen. Verzoeker stelt dat er sprake was van gebrekkige eerste verzorging van zijn verwondingen. Zodoende verlangt hij betaling van schadevergoeding door verweerster, alsmede verklaring voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor alle toekomstige schade die voortvloeit uit het ongeval. Verweerster heeft aangevoerd dat verzoekers verwondingen naar behoren zijn verzorgd en dat de vordering voor het overige moet worden afgewezen, gelet op de toepasselijke vervaltermijn van twee jaar. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen. Deze beslissing is door de rechter in tweede aanleg bevestigd. De verwijzende rechter doet uitspraak op verzoekers beroep tot Revision.

Overweging:

Volgens het Hof ziet het begrip “ongeval” in de zin van artikel 17, lid 1, van het verdrag van Montreal ook op situaties waarin geen sprake is van een typisch luchtvaartrisico. Voor aansprakelijkheid op grond van deze bepaling is een condition sine qua non vereist. De verwijzende rechter vraagt zich af of de gebrekkige eerste hulp aan boord van een luchtvaartuig een schadeveroorzakende gebeurtenis vormt die gescheiden moet worden van de daarvoor opgelopen brandwonden of dat de twee situaties als één gebeurtenis zijn aan te merken. Het antwoord op deze vraag zal bepalen of de vervaltermijn al dan niet verstreken is. In het geval van een op zichzelf staande schadeveroorzakende gebeurtenis moet het Oostenrijkse recht worden toegepast, volgens welke vorderingen wegens dergelijke schade niet zouden zijn verjaard.

Prejudiciële vragen:

1) Moet de eerste hulp die naar aanleiding van een ongeval als bedoeld in artikel 17, lid 1, van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend door de Europese Gemeenschap op 9 december 1999, en namens laatstgenoemde goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001 (hierna: „verdrag van Montreal”) aan boord van het luchtvaartuig is geboden en die leidt tot ander lichamelijk letsel bij de passagier dat van de eigenlijke gevolgen van het ongeval kan worden afgebakend, samen met de gebeurtenis die het eerste letsel heeft veroorzaakt als één enkel ongeval worden aangemerkt?

2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

Staat artikel 29 van het verdrag van Montreal in de weg aan een vordering tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt door de eerste hulp, wanneer deze vordering weliswaar wordt ingesteld binnen de op grond van het nationale recht geldende verjaringstermijn, maar de vervaltermijn van artikel 35 van dit verdrag reeds is verstreken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-6/14; C-532/18

Specifiek beleidsterrein: IenW