C-515/19 Eutelsat
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 28 augustus 2019 Schriftelijke opmerkingen: 14 oktober 2019
Trefwoorden : telecom; satelliet
Onderwerp :
- Beschikking 2007/98/EG van de Commissie van 14 februari 2007 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 2 GHz-frequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten;
- Bij beschikking 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008 inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten leveren;
Feiten:
Bij besluit nr. 2018-0001 van 22 februari 2018 heeft de Franse regelgevende autoriteit voor elektronische communicatie en posterijen (hierna: Autorité) Inmarsat Ventures Limited vergunning verleend om complementaire grondcomponenten van een mobiel satellietsysteem (hierna: MSS) te exploiteren. Eutelsat verzoekt om nietigverklaring van dit besluit en betoogt dat de Autorité blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door Inmarsat Ventures Limited
De Autorité en Inmarsat Ventures Limited concluderen tot afwijzing van het verzoek. Bij wege van een interventie erzoeken Viasat Inc en Viasat UK Ltd de verwijzende rechter recht te doen aan het verzoek van Eutelsat.
Overweging:
Het antwoord dat op middel i) moet worden gegeven, hangt enerzijds af van de vraag met welke juridische criteria een mobiel grondstation in de zin van beschikking 626/2008/EG van 30 juni 2008 kan worden gedefinieerd en, anderzijds, of deze beschikking vereist dat een mobiel grondstation dat met een complementaire grondcomponent communiceert tevens, zonder afzonderlijke apparatuur, met een satelliet moet kunnen communiceren. Zo ja, hoe moet worden beoordeeld of de apparatuur een eenheid Vormt. Het antwoord op middel ii) hangt enerzijds af van de vraag of een mobiel satellietsysteem hoofdzakelijk op satellietcomponenten moet berusten of dat de respectieve functies van de satelliet- en grondcomponenten als irrelevant kunnen worden aangemerkt, en anderzijds of complementaire grondcomponenten kunnen worden geïnstalleerd om de gehele EU te bestrijken op grond dat met de ruimtestations niet de vereiste kwaliteit van de communicatie kan worden gewaarborgd. Voor het antwoord op middel iv) moet worden nagegaan of, ingeval is gebleken dat de geselecteerde exploitant de toezeggingen inzake de dekking van het grondgebied door middel van een satellietsysteem op de uiterste datum niet is nagekomen, de bevoegde instanties van de lidstaten moeten weigeren machtigingen voor de exploitatie van complementaire grondcomponenten te verlenen of dat zij, in geval van een ontkennend antwoord, kunnen weigeren deze machtigingen te verlenen. Deze vragen zijn bepalend voor de beslechting van het geding, derhalve worden er prejudiciële vragen gesteld.
Prejudiciële vragen:
1. Aan de hand van welke juridische criteria kan worden bepaald of er sprake is van een mobiel grondstation in de zin van beschikking nr. 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008? Vereist deze beschikking dat een mobiel grondstation dat met een complementaire grondcomponent communiceert tevens, zonder afzonderlijke apparatuur, met een satelliet kan communiceren? Zo ja, hoe moet worden beoordeeld of de apparatuur een eenheid vormt?
2. Moet artikel 2, lid 2, van dezelfde beschikking aldus worden uitgelegd dat een mobiel satellietsysteem hoofdzakelijk op satellietcomponenten moet berusten, dan wel in die zin dat op basis van dit artikel kan worden geoordeeld dat de respectieve functies van de satelliet- en grondcomponenten irrelevant zijn, ook in een configuratie waarin de satellietcomponent slechts nuttig is indien de communicatie met de grondcomponenten niet kan worden gewaarborgd? Kunnen complementaire grondcomponenten worden geïnstalleerd om het gehele grondgebied van de Europese Unie te bestrijken, op grond dat de ruimtestations niet op elke locatie de vereiste kwaliteit van de communicatie kunnen waarborgen, in de zin van lid 2, onder b) van ditzelfde artikel?
3. Voor het geval dat is gebleken dat de overeenkomstig titel II van deze beschikking geselecteerde exploitant op de in artikel 4, lid 1, onder c), ii) bedoelde uiterste datum niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen betreffende de dekking van het grondgebied, zoals gedefinieerd in artikel 7, lid 2, , moeten de bevoegde instanties van de lidstaten dan weigeren om aanvullende machtigingen voor de exploitatie van de complementaire grondcomponenten te verlenen? Zo nee, kunnen zij de verlening van deze machtigingen weigeren?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-100/19;
Specifiek beleidsterrein: EZK