C-554/16 EP Agrarhandel
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 19 december 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 5 januari 2017 Schriftelijke opmerkingen: 5 februari 2017 Trefwoorden: landbouwsteun; sanctionering termijnoverschrijding; evenredigheidsbeginsel Onderwerp: - beschikking 2001/672/EG van de Commissie van 20 augustus 2001 houdende vaststelling van bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken (Pb L 235 van 04-09-2001, blz. 23), zoals gewijzigd bij besluit 2010/300/EU van de Commissie van 25-05-2010 (Pb L 127 van 26-05-2010, blz. 19); - verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19-01-2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003 (Pb L 30 van 30-01-2009, blz. 16); - Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 73/2009 (enz); Verzoekster is opgekomen tegen een afwijzing van runderpremies voor het jaar 2011. Deze zijn geweigerd omdat verzoekster zich niet aan de aanhoudperiodes heeft gehouden (die worden bijgehouden in de gegevensbank voor runderen). Het gaat om vijf van de circa 50 door haar gehouden koeien. Om te garanderen dat het gegevensbestand te allen tijde correcte gegevens bevat wordt meteen na vaststelling van de feiten sancties opgelegd en volgens Vo. 1122/2009 geldt een dier slechts als ‘geconstateerd’ indien aan alle voorwaarden voor steuntoekenning is voldaan. Verzoekster heeft op 30-06-2011 per post de “alm/weidemelding runderen voor het jaar 2011” verzonden die door de betreffende autoriteit op 07-07-2011 voor ontvangst is gestempeld. Volgens Beschikking 2001/672 dient de verplaatsing naar de zomerweiden tot uiterlijk 15 dagen na aankomst (in geval van verzoekster 17 juni) te worden gemeld. De te late melding is aan verzoekster te wijten. De door verzoekster opgeven runderen worden dan ook als niet geconstateerd beschouwd met als gevolg dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een premie. Verzoekster stelt dat het in de beschikking van de EURCIE niet op ‘ontvangst’ of ‘binnenkomst’ van het verplaatsingsbericht aankomt waardoor verzending op de laatste dag van de 15-dagentermijn mogelijk is. In geval de stelling dat de termijn niet is gehaald wordt gehandhaafd acht hij de sanctie voor de door de bezorgduur van de post te late ontvangst van enkele dagen, onevenredig. De verwijzende OOS rechter (Verwaltungsgerichtshof) vraagt zich allereerst af welke datum voor de berekening van de indieningstermijn dient te worden uitgegaan, de verzend- of de ontvangstdatum. De termijn in de beschikking 2001/672 is aangepast aan de tijd die het omweiden kost (kan oplopen tot meer dan zeven dagen) maar voor berekening van de termijn geeft die beschikking geen oplossing. Over de kwestie niet-naleving van een termijn is in C-45/05 al door het HvJEU geoordeeld dat het recht op premie verloren gaat, maar inmiddels is de juridische situatie gewijzigd die de rechter aanzet tot het stellen van vraag 2. En in geval de te late melding niet leidt tot verlies van de subsidiabiliteit vraagt de rechter zich af of en zo ja welke sanctie dan zou moeten worden opgelegd. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor: 1. Verzet artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672/EG van de Commissie van 20 augustus 2001 houdende vaststelling van bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken (hierna: “beschikking van de Commissie”) (PB L 235 van 4 september 2001, blz. 23), zoals gewijzigd bij besluit 2010/300/EU van de Commissie van 25 mei 2010 (PB L 127 van 26 mei 2010, blz. 19), zich tegen een nationale bepaling als § 6, lid 6, van de Verordnung des Bundesministers für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft über die Kennzeichnung und Registrierung von Rindern (Rinderkennzeichnungs-Verordnung 2008) (verordening van de bondsminister voor Land- en Bosbouw, Milieu- en Waterbeheer inzake de identificatie en registratie van runderen van 2008; BGBl II nr. 201/2008), die met betrekking tot de naleving van alle door die bepaling bestreken termijnen – en dus ook de termijn voor de melding van het verplaatsen van runderen naar zomerweiden – de datum waarop de melding is ontvangen relevant verklaart? 2. Welk gevolg heeft artikel 117, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 30 januari 2009, blz. 16), voor de toekenning van premies voor runderen waarvan de verplaatsing naar de zomerweiden te laat is gemeld in de zin van artikel 2, lid 4, van de beschikking van de Commissie? 3. Dienen voor het geval dat de te late melding van het verplaatsen van de runderen naar de zomerweiden in de zin van artikel 117, tweede alinea, van verordening nr. 73/2009 geen verlies van de subsidiabiliteit tot gevolg heeft, sancties te worden opgelegd wegens deze te late melding? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-45/05 Schonewille-Prins Specifiek beleidsterrein: EZ