C-568/24 Sof Medica

Contentverzamelaar

C-568/24 Sof Medica

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 december 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    19 januari 2025

Trefwoorden: aanbesteding, transparantiebeginsel, gelijke behandeling, mededinging

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten: artikel 18, lid 1 en artikel 42, leden 2 en 3. 

Feiten:
Verwerende partij is een ziekenhuis voor spoedeisende zorg. Het ziekenhuis heeft een openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd, met als doel de gunning van de overheidsopdracht voor de levering, installatie en inbedrijfstelling van een chirurgische robot. Voor deze overheidsopdracht zijn ontwerpcriteria opgesteld. Verzoekende partij ‘Sof Medica’, stelt dat deze ontwerpcriteria uit het aanbestedingsdossier discriminerende technische specificaties bevat, omdat alle medische apparatuur wordt uitgesloten met uitzondering van één soort apparatuur. Sof Medica heeft een beroep ingesteld bij de rechter, en eist dat de discriminerende specificaties worden verwijderd en dat er minimumeisen worden gesteld om een transparante procedure op basis van daadwerkelijke mededinging te waarborgen. Subsidiair eist zij dat de aanbestedingsprocedure nietig wordt verklaard.

Overweging:
Sof Medica beroept zich op de schending van onder andere artikel 18 en 42, leden 2 en 3 van richtlijn 2014/24. Deze artikelen leggen de verplichting vast voor de aanbestedende dienst om ervoor te zorgen dat de technische specificaties de mededinging niet uitsluiten. Sof Medica is van mening dat de aanbestedende dienst de mededinging op onredelijke wijze heeft beperkt door middel van het aanbestedingsdossier, en daarbij het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden. De verwijzende rechter wil weten wat de beoordelingsmarge is waarover de aanbestedende dienst van een lidstaat beschikt om technische specificaties vast te stellen, en de ‘objectieve noodzaak’ ervan te rechtvaardigen.

Prejudiciële vragen:
1. Moet het transparantiebeginsel van artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24/EU, gelezen in samenhang met artikel 49 en artikel 2, lid 1, punt 13, van die richtlijn, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de uitsluiting van een inschrijver op basis van technische specificaties die worden gerechtvaardigd door een „objectieve noodzaak” die door de aanbestedende dienst pas wordt gedefinieerd na de bekendmaking van de aankondiging van de opdracht en het aanbestedingsdossier? 
2. Kunnen de bepalingen van artikel 42, lid 1, lid 3, onder b), en lid 4, van richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat de beperkende aard van de technische specificaties, op grond waarvan de vermelding „of gelijkwaardig” in het aanbestedingsdossier zou moeten worden opgenomen, ook moet worden beoordeeld op basis van een cumulatieve analyse van alle vereisten in het aanbestedingsdossier? 3. Indien de eerste twee vragen bevestigend worden beantwoord, kunnen de in artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24/EU vervatte beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie dan aldus worden uitgelegd dat de beoordeling van de beperkende aard van de technische specificaties moet worden gekoppeld aan de „objectieve noodzaak” van de aanbestedende dienst vóór de bekendmaking van de aankondiging van de opdracht en het aanbestedingsdossier? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-368/10 Commissie/Nederland; C-413/17 Roche Lietuva

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten