C-667/17

Contentverzamelaar

C-667/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    24 januari 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    10 maart 2018

Trefwoorden: belasting; studiebeurs

Onderwerp:

-           Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999;

Feiten:

Bij besluit van 08.04.2011 van het regionaal bureau voor de arbeid (autonome regio Sardinië) is aan C een studiebeurs ten bedrage van €69.818,00 toegekend in het kader van het programma Master and Back, die is medegefinancierd door het Europees Sociaal Fonds 2007-2013. Bij de uitbetaling daarvan heeft de het regionaal bureau een voorschot op de inkomstenbelasting ingehouden ten bedrage van €19.481,29, alsmede aanvullende regionale inkomstenbelasting ten bedrage van €859,28 en aanvullende gemeentelijke inkomstenbelasting ten bedrage van €349,00. Volgens C zijn deze inhoudingen in strijd met verordening 1083/2006, met name artikel 80. C heeft op 29-04-2015 bij het regionaal bureau een verzoek tot teruggaaf van de geïnde belasting ingediend. Bij besluit van 06.04.2016 heeft het regionaal bureau de teruggaaf van de belasting geweigerd, op grond dat de regels inzake de voorheffing van inkomstenbelasting in artikel 24 van D.P.R. 600 (presidentieel decreet) juist waren toegepast, aangezien de verleende studiebeurs moet worden aangemerkt als ‘met inkomsten uit loondienst gelijkgestelde inkomsten’ in de zin van artikel 50(1)c D.P.R. 917. Daarnaast is volgens het regionaal bureau artikel 80 van verordening 1083/2006 niet van toepassing op personen waaraan een uit structurele fondsen medegefinancierde studiebeurs is verleend (als bedoeld in het regionaal operationeel programma van het Europees Sociaal Fonds voor 2007-2013), aangezien die personen niet vallen onder het begrip ‘begunstigde’ in de zin van artikel 2.4 van deze verordening. Bij haar beroep van 30.06.2016 bij de verwijzende rechter heeft C nietigverklaring van het voornoemde besluit tot weigering van teruggaaf gevorderd. Daarbij voerde zij in hoofdzaak aan dat artikel 50(1)c van D.P.R. 917  in strijd is met artikel 80 en artikel 2.4 van verordening 1083/2006 en dat artikel 50(1)c D.P.R. 917 derhalve buiten toepassing moet worden gelaten.

Overweging:

In de eerste plaats betreft het hier de vraag of het rechtssubject (natuurlijke persoon) dat een uit Europese structuurfondsen gefinancierde studiebeurs ontvangt kan worden aangemerkt als een ‘begunstigde’ in de zin van artikel 2.4 van verordening 1083/2006. In de tweede plaats is artikel 80 van verordening 1083/2006 op de onderhavige zaak van toepassing indien deze rechtssubjecten inderdaad als begunstigden worden aangemerkt. In dat geval is het de vraag of deze bepaling ook verwijst naar inhoudingen als gevolg van de toepassing van nationale regels inzake inkomstenbelasting als die van artikel 50(1)c D.P.R. 917. Ten slotte is de rechtspraak op dit punt niet eenduidig, de zeer uiteenlopende beslissingen van de Commissione Tributaria Provinciale Cagliaire – Vierde kamer resp. Zesde kamer- verschaffen geen duidelijkheid.

Prejudiciële vragen:

Moeten artikel 80 en artikel 2, punt 4, van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 [houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999] aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling als die van artikel 50, lid 1, onder c), van presidentieel decreet nr. 917 van 22 december 1986, op grond waarvan “c) alle bedragen die door wie dan ook als studiebeurs, toelage, premie of subsidie zijn uitbetaald voor studie of beroepsopleidingen, indien de begunstigde niet in loondienst van de betalende entiteit is”, aan inkomsten uit loondienst worden gelijkgesteld en derhalve onderworpen zijn aan inkomstenbelasting, ook indien de studiebeurs is betaald uit Europese structuurfondsen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; OCW