C-85/24 BAWAG 

Contentverzamelaar

C-85/24 BAWAG 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 mei 2024

Trefwoorden: Kredietverstrekking; informatievoorziening

Onderwerp:

-             Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen: artikel 13, lid 1, onder g).

Feiten:

Verzoekende partij is ‘Verein für Konsumenteninformation’ en verwerende partij is een Oostenrijkse bankinstelling (hierna: BAWAG). BAWAG heeft een kredietovereenkomst verleend aan verzoekende partij voor het afsluiten van een hypotheek. Verzoekende partij stelt dat het BAWAG verboden moet worden om in hun informatievoorziening geen representatief voorbeeld te geven van het totale kredietbedrag en andere kosten die van toepassing zijn op een krediet met uitsluitend of aanvankelijk vaste rente. BAWAG stelt dat het dit wel heeft gedaan, maar deze voorbeelden niet kan afstemmen op elke mogelijke vorm van kredietverlening.

Overweging:

De zaak gaat om de informatievoorziening van de bank die de kredietovereenkomst afsluit met de verzoekende partij. Artikel 13 van richtlijn 2014/17 stelt dat kredietgevers de algemene informatie duidelijk en begrijpelijk beschikbaar stellen. Op grond van artikel 13, lid 1, onder g), omvat die informatie een representatief voorbeeld van het totale kredietbedrag en informatie over de totale kosten van het krediet voor de consument. Het is de vraag of het ene voorbeeld dat gegeven wordt in de informatiestrekking van BAWAG voldoende is om aan deze voorwaarden te voldoen.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 13, lid 1, onder g), van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 aldus worden uitgelegd dat er geen sprake is van schending van deze bepaling wanneer een kredietgever die zowel woonkredieten zonder als woonkredieten met hypotheek aanbiedt in meerdere varianten [te weten a) kredieten tegen alleen vaste rente, b) kredieten tegen afwisselend variabele en vaste rente, en c) kredieten tegen alleen variabele rente], voor zowel een woonkrediet zonder als een woonkrediet met hypotheek één (enkel) representatief voorbeeld verstrekt, of vereist deze bepaling dat er in beide gevallen per rentetype een representatief voorbeeld wordt gegeven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten