C-90/16 The English Bridge Union

Contentverzamelaar

C-90/16 The English Bridge Union

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 maart 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       16 april 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   16 mei 2016
Trefwoorden: btw; definitie ‘sport’

Onderwerp
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Verzoekster is de nationale instelling die verantwoordelijk is voor het administratieve beheer van het bridgespel (in zijn verschillende vormen) in Engeland. Zij heeft bij de belastingdienst (verweerster) terugbetaling gevorderd van btw-bedragen die over inschrijfgelden voor deelname door leden aan door haar georganiseerde bridgetoernooien zijn geheven. Verweerster weigert aan het verzoek gevolg te geven. De Rb in eerste aanleg verklaart de zaak ongegrond. De zaak ligt nu voor bij het Upper Tribunal. In geschil is of bridge, in zijn verschillende vormen, als „sport” kan worden beschouwd met het oog op de btw-vrijstelling ingevolge artikel 132, lid 1, onder m), van RL 2006/112. Niet in geschil is dat het bridgespel een beroep doet op hogere geestelijke vaardigheden: logica, lateraal denken, plannen, geheugen, sequentieel denken en meer. Het regelmatig spelen van bridge bevordert zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid, en uit onderzoek is gebleken dat het goed is voor het afweersysteem en het de kans op de ziekte van Alzheimer en overige geestelijke achteruitgang verkleint.

De verwijzende VK rechter (Upper Tribunal – Taks and Chancery Chamber) stelt vast dat over de vraag of bridge een sport is in de EULS verschillende opvattingen bestaan. Het lijkt dat bridge in bepaalde EULS (zoals OOS, BEL, DEN, FRA en NL) als sport wordt beschouwd en daar op inschrijfgelden voor bridgetoernooien geen btw in rekening wordt gebracht, terwijl andere EULS, zoals ZWE, bridge niet als sport in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van de btw-richtlijn beschouwen. Verzoekster bestrijdt met name de visie van verweerster dat lichamelijke of atletische activiteiten een aanzienlijke component moeten vormen die direct van belang is voor de uitkomst. De volgende vragen worden voorgelegd aan het HvJEU:
1. Wat zijn de wezenlijke kenmerken waarover een activiteit moet beschikken om een „sport” te zijn in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 („de btw-richtlijn”)? Moet een activiteit met name een aanzienlijke (of niet onaanzienlijke) lichamelijke component hebben die voor de uitkomst ervan van belang is, of volstaat het dat deze activiteit een aanzienlijke geestelijke component heeft die voor de uitkomst ervan van belang is?
2. Is wedstrijdbridge een „sport” in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van de btw-richtlijn?
Aangehaalde jurisprudentie: C-253/07 Canterbury Hockey Club en Canterbury Ladies HockeyClub; C-18/12 Město Žamberk; C-495/12 Bridport and West Dorset Golf Club; C-161/14 CIE/VK.
Specifiek beleidsterrein: FIN en VWS

Gerelateerde documenten