EU-Hof: loontoeslag voor werknemers die nachtarbeid verrichten valt niet onder werkingssfeer EU-arbeidstijdenrichtlijn

Contentverzamelaar

EU-Hof: loontoeslag voor werknemers die nachtarbeid verrichten valt niet onder werkingssfeer EU-arbeidstijdenrichtlijn

De EU-arbeidstijdenrichtlijn heeft alleen betrekking op de duur en het werkrooster van nachtarbeid, de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van nachtarbeiders en de kennisgeving van nachtarbeid aan de bevoegde autoriteiten. Die richtlijn regelt niet de beloning van werknemers voor nachtarbeid. Een loontoeslag voor werknemers die nachtarbeid verrichten valt daarom niet onder de werkingssfeer van de EU-arbeidstijdenrichtlijn. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Duitse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 7 juli 2022 in de gevoegde zaken C-257/21 en C-258/21, Coca-Cola.

Achtergrond

Belanghebbenden hebben in het kader van ploegendienst nachtarbeid verricht voor Coca-Cola, een drankenbedrijf dat met een vakbond een collectieve ondernemingsovereenkomst heeft gesloten, op grond waarvan zij gebonden is aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) tussen de unie voor de frisdrankindustrie van Berlijn en de regio oost e.V. en het hoofdbestuur van de vakbond.

L.B. en R.G. hebben in 2018 en 2019 regelmatige nachtarbeid verricht in de zin van de cao, waarvoor zij een loontoeslag van 20 procent per uur hebben ontvangen. Beide personen hebben beroep ingesteld bij de Duitse rechter. Zij zijn van mening dat de cao, door te voorzien in een hogere loontoeslag voor incidentele nachtarbeid (25%) dan voor regelmatige nachtarbeid (20%), een verschil in behandeling in het leven roept dat in strijd is met o.a. artikel 20 van het EU-Handvest.

Het geding is uiteindelijk terechtgekomen bij de hoogste Duitse federale rechter in arbeidszaken. Die rechter wil van het EU-Hof weten of een bepaling van een cao, die voorziet in een hogere loontoeslag voor incidentele nachtarbeid dan voor regelmatige nachtarbeid, richtlijn 2003/88 (EU-arbeidstijdenrichtlijn) ten uitvoer brengt in de zin van artikel 51, lid 1 van het EU-Handvest. Indien dat het geval is, is het EU-Handvest in deze zaak van toepassing en kan de rechter de bepaling van de cao toetsen aan artikel 20 van het EU-Handvest.

EU-Hof

Het EU-Hof stelt vast dat moet worden nagegaan of de EU-arbeidstijdenrichtlijn betrekking heeft op de loontoeslag voor werknemers die nachtarbeid verrichten en voor dergelijke situaties een specifieke verplichting oplegt.

Het EU-Hof oordeelt dat de artikelen 8 tot en met 13 van de EU-arbeidstijdenrichtlijn betrekking hebben op nachtarbeid. Deze artikelen zien echter alleen op de duur en het werkrooster van nachtarbeid, de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van nachtarbeiders en de kennisgeving van nachtarbeid aan de bevoegde autoriteiten. Die artikelen regelen volgens het EU-Hof niet de beloning van werknemers voor nachtarbeid en leggen de lidstaten derhalve geen specifieke verplichting op ten aanzien van de in deze zaak aan de orde zijnde situaties.

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat het IAO-Verdrag betreffende nachtarbeid, waarna wordt verwezen in overweging 6 van de EU-arbeidstijdenrichtlijn, evenmin op grond van het EU-recht specifieke verplichtingen oplegt aan de lidstaten met betrekking tot de loontoeslag voor werknemers die nachtarbeid verrichten. De EU heeft het IAO-Verdrag namelijk niet geratificeerd en dat verdrag heeft aldus geen bindende rechtskracht binnen de rechtsorde van de EU. Overweging 6 van de EU-arbeidstijdenrichtlijn, waarin een verwijzing is opgenomen naar het IAO-Verdrag, verleent evenmin bindende rechtskracht aan dat verdrag.

Het EU-Hof oordeelt dat een bepaling van een cao, die voorziet in een hogere loontoeslag voor incidentele nachtarbeid dan voor regelmatige nachtarbeid, de EU-arbeidstijdenrichtlijn niet ten uitvoer brengt in de zin van artikel 51, lid 1 van het EU-Handvest.

Meer informatie: