Inbreukenpakket juli: Nederland in een viertal zaken aangesproken

Contentverzamelaar

Inbreukenpakket juli: Nederland in een viertal zaken aangesproken

De Europese Commissie heeft op 17 juli 2025 het inbreukenpakket van juli bekendgemaakt. Nederland wordt in een viertal kwesties aangeschreven door de Commissie: inzake de bescherming van de grutto, de omzetting van de richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten, de belastingheffing over beleggingsfondsen en de toepassing van de PSO-verordening inzake aanbestedingsverplichtingen voor gunning van diensten voor openbaar persoonsvervoer via het spoor.

Bescherming grutto
De Europese Commissie heeft een met redenen omkleed advies gestuurd aan Nederland (INFR(2024)4014) wegens niet-naleving van de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG). Die richtlijn verplicht EU-landen om vogelpopulaties op een niveau te houden dat hun gunstige toestand verzekert, door maatregelen te nemen zoals het behoud en herstel van hun habitat, onder meer via speciale beschermingszones als onderdeel van het EU Natura 2000-netwerk. In Nederland is er voor vele soorten weidevogels al geruime tijd een gestage afname, onder meer voor de grutto waarvan de populaties in toenemende mate kwetsbaar zijn door habitatverlies en niet-duurzame landbouwpraktijken. Op 24 juli 2024 heeft de Commissie besloten een inbreukprocedure in te leiden door Nederland een aanmaningsbrief te sturen wegens niet-nakoming van zijn verplichtingen om de grutto te beschermen. Nederland heeft weliswaar geantwoord met een lijst maatregelen, maar tot dusver zijn deze niet breed genoeg geïmplementeerd om de aanhoudende afname van de soort te keren door landbouwpraktijken aan te passen om broedsucces te garanderen. Bovendien is de aanwijzing van nieuwe sites waar de vogel in aanzienlijke aantallen broedt, nog niet uitgevoerd. Daarom heeft de Commissie in juli 2025 besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen. Nederland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof aanhangig te maken.

Richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten
De Europese Commissie heeft besloten met redenen omklede adviezen te sturen aan dertien lidstaten, waaronder Nederland (INFR(2024)0289) (en verder: Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Polen, Finland en Zweden). Dit omdat deze landen geen nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten (Richtlijn (EU) 2022/2557, de CER-richtlijn) hadden meegedeeld. EU-landen moesten de CER-richtlijn vóór 17 oktober 2024 omzetten. Deze richtlijn vervangt en versterkt de regels van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren. De richtlijn wil de levering van vitale diensten voor EU-samenleving en EU-economie in sleutelsectoren zoals energie, vervoer, gezondheid, water, banken en digitale infrastructuur verzekeren door kritieke entiteiten die deze vitale diensten verrichten, weerbaarder te maken tegen uiteenlopende dreigingen, zoals natuurrampen, terreuraanvallen, dreigingen van binnenuit en sabotage. De snelle omzetting van de richtlijn is van essentieel belang om deze belangrijke gemeenschappelijke doelstelling te verwezenlijken. Daarom heeft de Commissie besloten de 13 lidstaten met redenen omklede adviezen te sturen. Ze hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken aanhangig te maken bij het EU-Hof, met een verzoek financiële sancties op te leggen.

Belastingheffing op beleggingsfondsen
De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies aan Nederland (INFR(2024)4017) te sturen omdat Nederland zijn afdrachtvermindering niet in overeenstemming heeft gebracht met het vrij verkeer van kapitaal dat wordt gegarandeerd door artikel 63 EU-Werkingsverdrag en artikel 40 van de EER-overeenkomst. De Nederlandse wet voorziet in een vermindering van de dividendbelasting die beleggingsfondsen betalen over dividenden die zij ontvangen van vennootschappen waarin zij aandelen houden. Die vermindering wordt toegekend op grond van de verschuldigde dividendbelasting (en soortgelijke buitenlandse belastingen). In tegenstelling tot Nederlandse beleggingsfondsen kunnen buitenlandse beleggingsfondsen de dividendbelasting die Nederlandse ondernemingen betalen over dividenden die ze aan buitenlandse beleggingsfondsen uitkeren en die deze laatste vervolgens aan hun eigen beleggers uitdelen, niet compenseren. De Nederlandse regeling voor belastingvermindering maakt het voor buitenlandse beleggingsfondsen dus minder aantrekkelijk om hun diensten aan Nederlandse beleggers te verlenen en te investeren in aandelen van in Nederland gevestigde ondernemingen. Een en ander creëert een verschil in behandeling ten nadele van beleggingsfondsen uit andere EU-/EER-landen, en belemmert grensoverschrijdende beleggingen op de interne markt. In hun antwoord op de aanmaningsbrief van 25 juli 2024 hebben de Nederlandse autoriteiten niet erkend dat er sprake was van een beperking en beschouwden ze de maatregel als gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. Zij hebben dan ook geweigerd de Nederlandse wetgeving te wijzigen. Daarom heeft de Commissie besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen. Nederland kan nu twee maanden reageren en de nodige maatregelen nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof aanhangig te maken.

Concessie openbaar personenvervoer per spoor
De Europese Commissie heeft besloten Nederland (INFR(2023)4011) voor het EU-Hof te dagen wegens het niet correct toepassen van Verordening (EG) nr. 1370/2007 (de PSO-verordening) betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg. Concurrentie op het spoor is van essentieel belang om reizigers tegen lagere kosten aantrekkelijkere en innovatievere diensten te bieden, zonder dat dit ten koste gaat van openbaredienstverleningstaken. Nederland heeft de concessie voor personenvervoersdiensten per spoor voor de periode 2025-2033 onderhands gegund aan de gevestigde exploitant, de Nederlandse Spoorwegen (NS), terwijl op grond van de PSO-Verordening eigenlijk een openbare aanbestedingsprocedure had moeten worden gebruikt. De Commissie maakte zich zorgen over de wijze waarop de reikwijdte van de openbaredienstverplichtingen uit het contract is afgebakend. Volgens haar heeft Nederland inbreuk gemaakt op de PSO-verordening omdat Nederland niet naging of en welke vervoersdiensten uit de nieuwe concessie marktpartijen op commerciële, open-toegangsvoorwaarden en zonder openbaredienstverplichtingen en -compensatie zouden kunnen aanbieden. Op 14 juli 2023 heeft de Commissie een aanmaningsbrief gestuurd, op 13 maart 2024 gevolgd door een aanvullende aanmaningsbrief en op 12 februari 2025 een met redenen omkleed advies. Ondanks intensieve contacten tussen de diensten van de Commissie en de Nederlandse autoriteiten sinds 2020 heeft Nederland deze concessie en de reikwijdte ervan niet zodanig aangepast dat daarmee een oplossing kon worden geboden voor de bezwaren van de Commissie. Daarom daagt de Commissie Nederland nu voor het EU-Hof van Justitie.

Meer informatie:
Europese Commissie: inbreukenpakket juli
Persbericht Europese Commissie (concessie openbaar vervoer)
ECER-EU-essentieel: Inbreukprocedures
ECER-dossier: Klimaat en Milieu – dieren en planten
ECER-dossier: Digitalisering
ECER-dossier: Belastingen
ECER-dossier: Aanbestedingen
ECER-dossier: Vervoer - PSO