Spoorwegvervoer

Banner - Spoorwegvervoer

© I&W - Tineke Dijkstra

Menuweergave

Spoorwegvervoer

Op deze pagina:

Inleiding

Artikel 91, lid 1, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU de bevoegdheid heeft om bepalingen vast te stellen voor het vervoer over het spoor. Een grotere mate van integratie van de spoorwegvervoersector in de EU vormt een fundamenteel onderdeel van de voltooiing van de interne markt. De integratie op het gebied van het spoorwegvervoer draagt namelijk bij aan de duurzame mobiliteit van goederen en personen.

  • ECER-bericht: Europese Commissie stelt vierde spoorwegpakket voor (8 februari 2013)

Naar boven

Europese spoorwegruimte (SERA)

Binnen de Europese Unie zijn maatregelen vastgesteld om tot een Europese spoorwegruimte (SERA: Single European Railway Area) zonder grenzen te komen. In richtlijn 2012/34 zijn regels opgenomen over het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor binnenlandse en internationale spoorwegdiensten. In dat verband moeten spoorwegondernemingen toegang krijgen tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten. Deze toegang moet de spoorwegondernemingen in staat stellen om goederenvervoersdiensten of internationale passagiersvervoersdiensten te exploiteren (artikel 10, leden 1 en 2, richtlijn 2012/34). Door de inwerkingtreding van richtlijn 2016/2370 gelden er ook regels voor de exploitatie van binnenlandse passagiersvervoersdiensten. 

Daarnaast zijn in richtlijn 2012/34 de criteria neergelegd voor de verlening, verlenging of wijziging van vergunningen voor spoorwegondernemingen. Spoorwegondernemingen moeten aan vier voorwaarden voldoen om een vergunning te krijgen (artikel 18). In dit kader dienen de spoorwegondernemingen onder meer een goede naam te hebben (artikel 19), voldoende financiële draagkracht te hebben (artikel 20) en te beschikken over een verzekering die haar aansprakelijkheid dekt (artikel 22).

Tevens geeft richtlijn 2012/34 voorschriften inzake de instelling, vaststelling en inning van gebruiksrechten voor de infrastructuur en de daaraan verbonden diensten. Verder is richtlijn 2012/34 van toepassing op de toewijzing van infrastructuurcapaciteit aan spoorwegondernemingen.

Naar boven

Goederencorridors

Een goederencorridor is het geheel van nationale of internationale spoorlijnen die het grondgebied van de lidstaten van de EU doorkruisen en twee of meer terminals langs een hoofdroute verbinden. De corridors garanderen de continuïteit van het internationale goederenverkeer op de strategische Europese spoorassen. Het doel is om het Europese spoorwegnet een concurrend alternatief te laten zijn voor andere middelen van vervoer. In verordening 913/2010 (RFC-verordening) zijn regels vastgesteld voor de selectie, de organisatie en het beheer van goederencorridors. Op 11 juli 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd om de RFC-verordening te herzien. 

  • ECER-bericht - Europese Commissie presenteert voorstellen om goederenvervoer te vergroenen (27 juli 2023)

Naar boven

Veiligheid op het spoor

In richtlijn 2016/798 zijn regels vastgesteld voor de ontwikkeling en verbetering van de veiligheid van het spoorwegsysteem van de EU. Spoorwegondernemingen krijgen slechts toegang tot de spoorweginfrastructuur indien zij over een veiligheidscertificaat beschikken. Dit veiligheidscertificaat wordt door het Europees Spoorwegbureau afgegeven wanneer de spoorwegonderneming in meer dan één lidstaat actief is. Een nationale veiligheidsinstantie van een lidstaat geeft het veiligheidscertificaat af indien de spoorwegonderneming slechts in één lidstaat actief is (artikel 10).

Het Spoorwegbureau kan in opdracht van de Commissie gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (GVM's) en gemeenschappelijke veiligheidsdoelen (GVD's) ontwikkelen (artikelen 6 en 7, richtlijn 2016/798). Deze GVMs'en GVD's moeten op termijn nationale veiligheidsvoorschriften overbodig maken. Tevens moeten de lidstaten een nationale veiligheidsinstantie instellen (artikel 16) en dienen de lidstaten een onderzoeksinstantie voor ongevallen en incidenten op te richten (artikel 22).

  • ECER-bericht: EU-Hof: Pools onderzoeksorgaan spoorwegongevallen niet onafhankelijk (16 juni 2018)

Naar boven

Verbondenheid nationale spoorwegnetten

In richtlijn 2016/797 zijn voorwaarden neergelegd die het spoorwegsysteem van de EU interoperabel moet maken. Dit houdt in dat de nationale spoorwegnetten zonder beperkingen met elkaar in verbinding staan. Deze voorwaarden hebben betrekking op het ontwerp, de constructie, de indienststelling, de verbetering, de vernieuwing, de exploitatie en het onderhoud van onderdelen van het spoorwegsysteem van de EU. Ook worden er voorwaarden gesteld inzake de beroepskwalificaties van het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is. Tenslotte zijn in richtlijn 2016/797 voorwaarden opgenomen over de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is.

Naar boven

Rechten en plichten van treinpersoneel en -reizigers

Treinpersoneel

Mobiel spoorwegpersoneel dat wordt ingezet voor grensoverschrijdende diensten van spoorwegondernemingen genieten bepaalde arbeidsvoorwaarden (richtlijn 2005/47). Deze arbeidsvoorwaarden zijn neergelegd in een overeenkomst die tussen de sociale partners in de Europese spoorwegsector is gesloten. Op grond van deze overeenkomst hebben werknemers onder meer het recht op een dagelijkse rustperiode van 12 aaneengesloten uren en hebben de werknemers recht op pauzes van tussen de 30 en 45 minuten.

Machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de EU besturen dienen de vereiste geschiktheid en kwalificaties te bezitten. In dit kader moet de machinist in het bezit zijn van een vergunning en één of meer bevoegdheidsbewijzen. Richtlijn 2007/59 regelt de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning en een bevoegdheidsbewijs. Daarnaast zijn de procedures voor het verkrijgen van een vergunning of een bevoegdheidsbewijs in richtlijn 2007/59 beschreven.

Naar boven

Treinreizigers

In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid is het belangrijk om de gebruikersrechten voor reizigers in het treinverkeer te waarborgen en de kwaliteit en effectiviteit van diensten voor reizigers in het treinverkeer te verbeteren. In verordening 1371/2007 zijn daarom de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer opgenomen. Deze verordening is van toepassing op alle treinreizen en -diensten in de gehele EU die door spoorwegondernemingen met een EU-vergunning worden uitgevoerd.

In verordening 1371/2007 zijn onder meer regels vastgesteld inzake de verzekerings- en aansprakelijkheidsverplichtingen van spoorwegondernemingen voor reizigers en hun bagage. Daarnaast zijn er voorschriften opgenomen inzake de verplichtingen van spoorwegondernemingen in het geval van een vertraging, een gemiste aansluiting of een uitval. Verder zijn er bijzondere voorschriften opgenomen voor gehandicapte personen en personen met een beperkte mobiliteit.

Naar boven

Europees Spoorwegbureau (ERA)

Het Europees Spoorwegbureau (ERA: European Railway Agency) heeft tot doel om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en het effectief functioneren van de Europese spoorwegruimte (SERA). Het ERA dient onder meer bij te dragen aan de veiligheid op het spoor en kan in dat verband aanbevelingen doen aan de Commissie. Daarnaast verzekert het ERA de conformiteit van nationale voorschriften met de vereisten inzake spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit. Verder is het ERA belast met enkele taken om de interoperabiliteit te verhogen, onder meer door het wegnemen van technische belemmeringen (verordening 2016/796).

Naar boven

Openbaar vervoer per spoor (PSO)

In de PSO-verordening (Public Services Obligations; verordening 2007/1370) zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder het openbaar vervoer per spoor en andere vormen van railvervoer en vervoer over de weg kunnen worden georganiseerd en gefinancierd. De PSO-verordening is met name van toepassing op vervoer per bus, tram, metro en spoor, maar kan ook van toepassing zijn op vervoer over binnenwateren en nationale zeewateren indien de lidstaten daartoe besluiten (artikel 1, lid 2).

De voorwaarden in de PSO-verordening hebben onder meer betrekking op de definitie van openbaredienstverplichtingen, de reikwijdte van openbaredienstcontracten, de voorwaarden voor de gunning van die contracten en de vaststelling van de compensatie die aan exploitanten van openbaar vervoer wordt betaald. 
Indien aan de bepalingen van de PSO-verordening wordt voldaan, wordt de compensatie geacht verenigbaar te zijn met de interne markt en vrijgesteld te zijn van de verplichting tot voorafgaande aanmelding van staatssteun bij de Europese Commissie uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het EU-Werkingsverdrag (zie dit ECER-dossier voor meer informatie).

In 2014 stelde de Europese Commissie interpretatieve richtsnoeren bij de PSO-verordening vast. De richtsnoeren hebben tot doel om belanghebbenden mee te delen hoe de Commissie een aantal bepalingen van de PSO-verordening uitlegt. Daarna heeft het wetgevingskader zich nog verder ontwikkeld: in 2016 is de PSO-verordening ingrijpend gewijzigd (verordening 2016/2338). Daarnaast heeft het EU-Hof diverse malen uitleg gegeven over enkele bepalingen van de PSO-verordening, waaronder onder meer de op de diensten van algemeen economisch belang (DAEB) toepasselijke regels. In 2023 heeft de Europese Commissie besloten om de interpretatieve richtsnoeren bij de PSO-verordening te herzien.

De (herziene) interpretatieve richtsnoeren bij de PSO-verordening zijn op 26 juni 2023 gepubliceerd in het EU-Publicatieblad. De richtsnoeren bevatten verdere verduidelijkingen voor de lidstaten ten aanzien van de wijze waarop de Commissie de bepalingen van de PSO-verordening uitlegt, en voorzien in nieuwe initiatieven, zoals de mogelijkheid om internationale openbare diensten zoals grensoverschrijdend passagiersvervoer per spoor te organiseren en te ondersteunen als een aantrekkelijke optie voor reizen over lange afstand.

Gerelateerde ECER-dossiers:
Aanbesteding
Interne markt
Mededinging (DAEB)
Staatssteun (DAEB)