Rechtsvergelijkend onderzoek naar de openbaarheid van overheidsinformatie naar de Kamer gestuurd

Contentverzamelaar

Rechtsvergelijkend onderzoek naar de openbaarheid van overheidsinformatie naar de Kamer gestuurd

Bij Kamerbrief van 17 oktober heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de Tweede Kamer geïnformeerd over een in opdracht van BZK verricht rechtsvergelijkend onderzoek naar de openbaarheid van overheidsinformatie in een zestal EU-lidstaten. Het onderzoek zal ook naar de Eerste Kamer worden gestuurd.

Het gaat om het onderzoeksrapport ”Openbaarmaking van overheidsinformatie. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar wetgeving in Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Slovenië en Estland” van de Universiteit Leiden. De Kamerbrief en het onderzoek zijn hier in te zien.

In het onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: ‘Hoe wordt in het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk, Duitsland, Estland en Slovenië door middel van wetgeving geborgd dat op Rijksniveau overheidsinformatie openbaar wordt gemaakt en hoe wordt deze wetgeving in de praktijk uitgevoerd?’

Het idee achter het onderzoek is dat Nederland hiervan kan leren en mogelijk onderdelen in (de werking van) het Nederlandse openbaarmakingsstelsel kan aanpassen om zowel de toegang tot overheidsinformatie voor eenieder als de uitvoerbaarheid voor bestuursorganen te verbeteren.

Ten aanzien van het onderwerp “Passieve openbaarmaking en doorlooptijden “ geven de onderzoekers in het rapport aan dat het algemene beeld is dat Nederland niet meer informatieverzoeken lijkt te ontvangen dan de onderzochte landen en dat in alle landen sprake is van een stijging van het aantal verzoeken. De meeste landen hanteren een beslistermijn van vier weken. Een ander relevant aspect is de reikwijdte van het recht op informatie, welke voor een groot deel voortvloeit uit de definitie van het documentenbegrip.

Ten aanzien van het documentenbegrip constateren de onderzoekers dat Nederland – mede in vergelijking met de onderzochte lidstaten- een ruim documentenbegrip kent. Onder het begrip valt alles dat ‘gegevens’ vastlegt. Dit kunnen brieven en notities zijn, maar ook e-mails en chatberichten. Ook interne e-mails van ambtenaren vallen onder het begrip ‘documenten’.

De onderzoekers constateren in het rapport dat het onderzoek aantoont dat het vrijwel onmogelijk is om een duidelijk causaal verband te leggen tussen bepaalde keuzes in de wetgeving en de doorlooptijden voor de behandeling van informatieverzoeken. Toch acht de Minister van BZK het van belang om te bezien of de door de onderzoekers aangedragen overwegingen kunnen bijdragen aan een verbetering van de openbaarmaking van overheidsinformatie alsmede de uitvoerbaarheid voor bestuursorganen.

Tot slot geven de onderzoekers aan dat de informatiehuishouding van de diverse landen buiten de onderzoeksopdracht valt en hier in het rapport daarom slechts beperkt op is ingegaan. Wel constateren de onderzoekers dat in enkele landen de informatiehuishouding anders verankerd is in de wetgeving. De onderzoekers geven daarom ter overweging hier nader onderzoek naar te laten doen. De Minister van BZK geeft in de Kamerbrief aan dat dit vergelijkend onderzoek zal gaan worden verricht.

Meer informatie:

ECER-EU-essentieel: Openbaarheid
ECER-dossier: Privacy
ECER-dossier: Digitalisering