Op deze pagina:
Artikel 82, lid 2, sub c, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU minimumvoorschriften kan vaststellen om de rechten van slachtoffers van misdrijven te versterken. In 2011 heeft de Raad in een resolutie opgeroepen om de rechten en de bescherming van slachtoffers van misdrijven te versterken.
Richtlijn 2012/29 geeft voorschriften met betrekking tot het verstrekken van informatie en ondersteuning aan slachtoffers, de deelname van het slachtoffer aan de strafprocedure en de bescherming van slachtoffers. Zo hebben slachtoffers van misdrijven onder meer recht op vertolking en vertaling en het recht op toegang tot slachtofferhulporganisaties. Daarnaast heeft het slachtoffer het recht om tijdens de strafprocedure te worden gehoord en moet hij in staat worden gesteld bewijsmiddelen aan te kunnen voeren. Op 12 juli 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd om de richtlijn te herzien.
Naar boven
Richtlijn 2004/80 ziet op de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven. Het gaat daarbij om personen die slachtoffer zijn geworden van een misdrijf in een andere EU-lidstaat dan waar deze persoon zijn gebruikelijke woonplaats heeft. De richtlijn vereist dat alle EU-landen een schadeloosstellingsregeling hebben voor slachtoffers van zulke opzettelijke misdrijven. Het kan voor slachtoffers namelijk lastig zijn om een schadeloosstelling te krijgen. Zo kan het voorkomen dat het niet mogelijk was om de dader te identificeren of te vervolgen. Ook is het mogelijk dat de dader zelf niet over voldoende financiële middelen beschikt om de schade te betalen. De richtlijn vereist dat slachtoffers van misdrijven een schadeloosstelling krijgen, ongeacht hun land van verblijf of de EU-lidstaat waar het misdrijf is gepleegd. Het is aan de nationale rechter om te bepalen wat de hoogte van de schadeloosstelling is. Deze schadeloosstelling moet echter wel billijk en passend zijn.
Tevens ziet de richtlijn op de instelling van een samenwerkingssysteem tussen de lidstaten. Dit systeem is gebaseerd op een samenwerking tussen de assistentieverlende en de beslissende instantie. Slachtoffers van misdrijven in een andere EU-lidstaat kunnen in het land waar zij normaal gesproken wonen informatie opvragen bij een assistentieverlende instantie. Op basis van deze informatie kan het slachtoffer een aanvraag tot schadeloosstelling doen. In Besluit 2006/337/EEG zijn standaardformulieren voor de aanvraag vastgesteld. Vervolgens stuurt deze assistentieverlende instantie de aanvraag door naar de beslissende instantie van het land waar het misdrijf zich heeft voorgedaan.
15-11-2024
De automatische uitsluiting van bepaalde familieleden van het slachtoffer van doodslag in een nationale schadevergoedingsregeling garandeert geen “billijke en passende” schadeloosstelling van slachtoffers van opzettelijke ...
03-08-2023
De voorgestelde regels moeten zorgen voor een verbeterde toegang van slachtoffers tot informatie en een effectievere deelname aan strafprocedures voor slachtoffers. Daarnaast beogen de voorgestelde regels ervoor te zorgen ...
30-07-2020
Zowel personen die zich in grensoverschrijdende situaties bevinden, als personen die woonachtig zijn in de lidstaat waar een opzettelijk gepleegd misdrijf heeft plaatsgevonden, kunnen op grond van het Unierecht een recht ...