C-115/14 RegioPost GmbH & Co. KG / Stadt Landau in der Pfalz
Signaleringsfiche Arrest van het Hof van 17 november 2015 Sleutelwoorden Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Richtlijn 96/71/EG – Artikel 3, lid 1 – Richtlijn 2004/18/EG – Artikel 26 – Overheidsopdrachten – Postdiensten – Regeling van een regionale entiteit van een lidstaat waarbij inschrijvers en hun onderaannemers worden verplicht zich ertoe te verbinden om een minimumloon te betalen aan het personeel dat de prestaties verricht die het voorwerp uitmaken van een overheidsopdracht Betrokken departementen Alle Beleidsrelevantie Dit arrest bevestigt dat aanbestedende diensten bijzondere voorwaarden mogen opleggen waaronder de opdracht dient te worden uitgevoerd, mits deze verenigbaar zijn met het Unierecht en in de aankondiging van de opdracht of in het bestek worden vermeld. Die voorwaarden kunnen onder meer verband houden met sociale overwegingen. De voorwaarden moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Uit de rechtspraak volgt dat het Unierecht zich niet verzet tegen een minimumlooneis als bijzondere voorwaarde die verband houdt met dergelijk sociale overwegingen, wanneer dit minimumloon is vastgesteld in een wettelijke bepaling die geldt voor alle sectoren en van toepassing is op de gunning van alle overheidsopdrachten. Aanbestedende diensten mogen inschrijvers en hun onderaannemers van de gunningsprocedure uitsluiten wanneer zij zich niet bij de inschrijving expliciet committeren aan een dergelijke voorwaarde.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum De stad Landau (Duitsland) heeft een aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor postdiensten. In de gunningsvoorwaarden was opgenomen dat de opdrachtnemer het wettelijk minimumloon van het Bundesland Rheinland Pfalz voor overheidsopdrachten moet hanteren. Inschrijvers moeten bij de inschrijving verklaren dat zij en eventuele onderaannemers bij de uitvoering van de opdracht dit minimumloon uitbetalen. Bij gebreke van een dergelijke verklaring worden zij van de procedure uitgesloten. RegioPost had bij inschrijving voor de opdracht nagelaten deze verklaring in te dienen, ook na uitdrukkelijk verzoek van de stad Landau om dit alsnog te doen. Regiopost stelt beroep in tegen de daaropvolgende uitsluiting. Het Oberlandesgericht Koblenz stelt het Hof vragen over de verenigbaarheid van de regel van het Bundesland met artikel 26 van richtlijn overheidsopdrachten (2004/18). Het Hof stelt vast dat de verplichting door Landau gesteld voor iedere inschrijver en onderaannemer zich jegens de aanbestedende dienst te verbinden een wettelijk minimumloon te betalen aan het personeel dat de overheidsopdracht zal uitvoeren, een “bijzondere voorwaarde betreft, waaronder de opdracht wordt uitgevoerd”, die verband houdt met “sociale overwegingen” in de zin van artikel 26. De gestelde voorwaarde, voldoet volgens het Hof aan het transparantievereiste nu deze zowel in de aankondiging als het bestek is vermeld. De voorwaarde discrimineert niet, want hij wordt aan iedere opdrachtnemer en onderaannemer opgelegd. Vervolgens toetst het Hof of deze voorwaarde een belemmering vormt voor het vrij verkeer van diensten en met name of de maatregel voldoet aan de in artikel 3 van richtlijn 96/71 gestelde minimumvoorwaarden. Een minimumlooneis kan in beginsel het vrij verkeer van diensten belemmeren, maar is gerechtvaardigd vanuit het doel om werknemers te beschermen. Anders dan in de zaak Ruffert (C-346/06) gaat het hier om een minimumloon dat wettelijk is vastgesteld en algemeen van toepassing is op de gunning van alle overheidsopdrachten in de deelstaat Rijnland-Palts. Er gold ten tijde van de aanbestedingsprocedure ook geen ander nationaal lager minimumloon voor de sector. In antwoord op de vraag of de uitsluiting als gevolg van het ontbreken van de verklaring in overeenstemming is met de richtlijn overweegt het Hof allereerst dat de uitsluiting geen sanctie wegens het niet-nakomen van voorwaarden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is, maar het gevolg is van het niet voldoen aan de transparant gestelde eisen vooraf. Het Hof benadrukt dat de lidstaten niet-nakoming van nationale wettelijke verplichtingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden kunnen aanmerken als een ernstige fout of een delict in strijd met de beroepsgedragsregels van de ondernemer, met uitsluiting van deze ondernemer van de aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht tot gevolg. Het Hof geeft tot slot mee dat de onderhavige eis geen disproportionele last voor de ondernemer betekent. Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau De uitspraak heeft geen gevolgen voor huidig beleid of wetgeving. Het bevestigt dat aanbestedende diensten bijzondere voorwaarden die verband houden met sociale overwegingen zoals een minimumloon, mogen stellen voor de uitvoering van de opdracht. De voorwaarden moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Daarnaast volgt uit de rechtspraak dat een minimumlooneis die is vastgesteld in een wettelijke bepaling als dwingende minimumbeschermingsnorm én algemeen van toepassing is op de gunning van alle overheidsopdrachten verenigbaar is met het Unierecht. Aanbestedende diensten mogen inschrijvers en hun onderaannemers van de gunningsprocedure uitsluiten, wanneer zij zich niet bij de inschrijving expliciet committeren aan dergelijke voorwaarden. In Nederland is het wettelijk minimumloon verankerd in wetgeving. Ondernemers zijn dus wettelijk verplicht om het minimumloon te betalen. Bij constatering van niet-naleving wordt door de inspectie SZW een financiële sanctie opgelegd. Voorstel voor behandeling De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie