C-271/08 Europese Commissie tegen de Bondsrepubliek Duitsland, arrest van 15 juli 2010
Arrest van het Hof van Justitie van 15 juli 2010, zaak C-271/08 in de zaak Europese Commissie tegen de Bondsrepubliek Duitsland. Betrokken departementen Alle Sleutelwoorden Overheidsopdrachten voor diensten- Overeenkomsten voor bedrijfspensioenvoorziening Beleidsrelevantie Dit arrest is van belang voor de vraag of er voor overeenkomsten voor pensioenvoorzieningen voor werknemers in overheidsdienst een aanbestedingsplicht bestaat. Bovendien verduidelijkt het arrest dat de kwalificatie van aanbestedende dienst niet vervalt wanneer die dienst een overeenkomst sluit vanuit de rol van overheidswerkgever. Samenvatting van feiten, redenering en dictum Het arrest van het Hof is gewezen in het kader van een inbreukprocedure tegen Duitsland. De Europese Commissie is de inbreukprocedure gestart nadat zij een klacht had ontvangen dat een aantal gemeentelijke overheden en bedrijven overeenkomsten inzake bedrijfspensioenvoorzieningen zonder aanbesteding rechtstreeks had gegund aan organen die daartoe in de collectieve arbeidsovereenkomst waren aangewezen. Duitsland verweerde zich met een beroep op de arresten C-67/96 Albany enC-222/98 Van der Woude waarin het Hof overwoog dat overeenkomsten die in het kader van de collectieve onderhandelingen tussen de sociale partners worden gesloten ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden, wegens hun aard en doel moeten worden verondersteld niet onder artikel 85, lid 1, EG (nu artikel 101, lid 1, VWEU) te vallen. In het onderhavige arrest overweegt het Hof dat, wanneer een dergelijke overeenkomst buiten de werkingssfeer van deze bepaling valt, dit niet tot gevolg heeft dat de verplichting tot aanbesteding vervalt. De aanwijzing van pensioenverzekeraars in de collectieve overeenkomst raakt niet de essentie van het recht op collectieve onderhandeling, aldus het Hof. In de aanbestedingsprocedure kunnen bovendien waarborgen worden ingebouwd die recht doen aan de belangen van werknemers. Het Hof stelt vast dat de betrokken overeenkomsten als overheidsopdrachten voor diensten moeten worden beschouwd omdat de gemeentelijke werkgevers aanbestedende diensten zijn en de overeenkomst tussen de gemeentelijke werkgevers en de verzekeraar overeenkomsten onder bezwarende titel zijn. Het Hof overweegt dat het daarbij niet uitmaakt of de gemeente handelt in zijn hoedanigheid als werkgever en niet ter vervulling van taken van algemeen belang. Bovendien heeft de gemeente invloed uitgeoefend op de inhoud en een rechtstreeks economisch belang bij het sluiten van de overeenkomst. Dat de begunstigden van de pensioenuitkeringen de werknemers zijn, doet niet af aan het bezwarende karakter van de overeenkomst. Verzekeringsovereenkomsten zijn daarom aanbestedingsplichtig als de opdracht tot sluiting van zo een overeenkomst door een overheidsinstelling wordt gegeven.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving of rechtspraktijk Het arrest lijkt geen directe gevolgen te hebben voor het Nederlandse beleid of de Nederlandse wetgeving inzake overheidspensioenen. In de huidige Nederlandse situatie zijn de bedrijfspensioenen anders georganiseerd dan in de Duitse situatie. Er is geen sprake van een bij collectieve arbeidsovereenkomst tot stand gekomen pensioenvoorziening. In Nederland zijn alle overheidswerknemers verplicht aangesloten bij een bij de Wet privatisering ABP (WPA) aangewezen pensioenfonds, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Voor zover er instellingen zijn die niet onder de pensioenplicht van de WPA vallen maar wel als aanbestedende dienst aangemerkt moeten worden, geldt een pensioenplicht die voortvloeit uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Dit arrest verduidelijkt dat het geen verschil maakt voor de kwalificatie als aanbestedende dienst of de overeenkomst vanuit de rol van overheidswerkgever wordt gesloten of niet. Doorslaggevend is dat de aanbestedende dienst een overeenkomst onder bezwarende titel sluit, waarbij hij invloed heeft op de inhoud en een direct economisch belang bij de overeenkomst heeft. Wie de tegenprestatie levert (i.e. de premies betaalt) is niet van belang. Ook maakt het geen verschil of de begunstigden de werknemers zijn en niet de aanbestedende dienst zelf. Voorstel voor behandeling De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers met het verzoek aan de minister van BZK dit fiche tevens door te sturen aan de VNG, het IPO en de UvW. Een vervolgfiche is niet nodig.