Onder strikte voorwaarden mag de nationale rechter de handhaving van de gevolgen van een met het EU-recht strijdige nationale handeling zelf bepalen. Meestal gaat het hierbij om situaties waarin een nationale maatregel of vergunning nietig moet worden verklaard wegens schending van procedurele EU-bepalingen. Opschorting van de rechtsgevolgen van de vastgestelde nietigheid geeft dan gelegenheid alsnog de juiste procedures te volgen, waarna de maatregel of vergunning alsnog (zonodig gewijzigd) kan worden vastgesteld.
Het EU-Hof heeft hierover het volgende overwogen. De lidstaten zijn op grond van het in artikel 4, lid 3, EU-Verdrag neergelegde beginsel tot loyale samenwerking verplicht de onwettige gevolgen van een schending van het het EU-recht ongedaan te maken. Vanwege het vereiste van uniforme toepassing van het EU-recht kan enkel het EU-Hof, bij wijze van uitzondering en om dwingende redenen van algemeen belang, de voorlopige opschorting toestaan van het effect dat de geschonden EU-rechtelijke bepaling heeft, namelijk terzijdestelling van het ermee strijdige nationale recht.
Als dwingende reden van algemeen belang heeft het EU-Hof aangemerkt het voorkomen van een rechtsvacuĆ¼m wanneer de bescherming van het milieu nadeliger wordt getroffen door de nietigverklaring van een foute milieumaatregel dan door een tijdelijke handhaving van de gevolgen ervan (zaak C-41/11, Inter-Environnement Wallonie en Terre wallonne). Een andere dwingende reden kan zijn de veiligstelling van de elektriciteitsvoorziening in een lidstaat, maar alleen wanneer bij nietigverklaring van de foute maatregelen of opschorting van de gevolgen ervan het reĆ«le en ernstige risico bestaat dat de elektriciteitsbevoorrading van de betrokken lidstaat wordt onderbroken, en dit risico niet kan worden voorkomen met andere middelen en alternatieven, met name in het kader van de interne markt (zaak C-24/19, A e.a., Windturbines te Aalter en Nevele (zie ook het ECER-bericht over deze zaak) en zaak C-411/17, Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu).
Voorwaarde is voorts dat een nationale regeling de nationale rechter machtigt om bepaalde gevolgen van dergelijke handelingen te handhaven in het kader van het bij hem aanhangige geding. Een dergelijke handhaving mag bovendien niet langer duren dan strikt noodzakelijk is om een einde te maken aan de onrechtmatigheid (zaak C-41/11, Inter-Environnement Wallonie en Terre wallonne).
Naar boven