10 maart 2022: ECER-lunchlezing over het arrest van het EU-Hof inzake de wettigheid van de MFK-rechtsstaatverordening
Nieuwsbericht | 18-02-2022
Lunchlezing
Tijdens de digitale lunchlezing op donderdag 10 maart 2022 zal het arrest (zaak C-156/21 en C-157/21) besproken worden door vier sprekers:
De lunchlezing is met name gericht op (beleids)medewerkers van de (Haagse) kerndepartementen, maar deelname aan de lunchlezing staat ook open voor andere geïnteresseerden.
Wilt u (digitaal) deelnemen aan deze lunchlezing van het ECER? Stuur dan een e-mail naar djz-ecer@minbuza.nl met daarin vermelding van uw naam, e-mailadres, departement en afdeling.
Achtergrond
De rechtsstaat staat in bepaalde lidstaten van de EU steeds meer onder druk. Met name Hongarije en Polen staan daarbij in het middelpunt. In 2021 heeft het Hof van Justitie van de EU een aantal belangrijke arresten gewezen waarin schendingen van de rechtsstaat in die landen werden vastgesteld ( C-824/18 , C-791/19 en C-564/19 ). Daarnaast heeft de Commissie in december 2021 een nieuwe inbreukprocedure ingeleid tegen Polen vanwege de betwisting van de voorrang van het EU-recht door het Poolse Grondwettelijk Hof.
Om de EU-instellingen een extra instrument te geven om schendingen van de rechtsstaat aan te pakken, heeft de Commissie in 2018 voor het eerst voorgesteld een financieel conditionaliteitsmechanisme in te stellen. Na intensieve politieke en juridische discussies bereikten de EU en haar lidstaten in 2020 overeenstemming over een verordening betreffende een algemeen conditionaliteitsmechanisme ter bescherming van de Uniebegroting (hierna: MFK-rechtsstaatverordening). Het conditionaliteitsmechanisme stelt de Commissie in staat om middelen van een lidstaat in te houden, indien inbreuken op de rechtsstaat in die lidstaat voldoende rechtstreekse gevolgen hebben voor de begroting of de financiële middelen van de EU.
Als onderdeel van een compromis dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in december 2020 werd bereikt, mocht de Commissie geen maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening nemen totdat het Hof van Justitie van de EU zich over de wettigheid ervan had uitgesproken. Op 11 maart 2021 hebben zowel Hongarije (C-156/21) als Polen (C-157/21) een beroep tot nietigverklaring bij het Hof ingesteld tegen de MFK-rechtsstaatverordening. Naar aanleiding van die beroepen heeft het Hof van Justitie de wettigheid van de MFK-rechtsstaatverordening onderzocht. Op 16 februari 2022 heeft het Hof uitspraak gedaan (zie ook dit ECER-bericht). Het Hof heeft de beroepen van Hongarije en Polen tegen het conditionaliteitsmechanisme, dat de ontvangst van middelen uit de EU-begroting afhankelijk stelt van de naleving door de lidstaten van de beginselen van de rechtsstaat, verworpen. Het Hof heeft bepaald dat het mechanisme op basis van een juiste rechtsgrondslag is vastgesteld, verenigbaar is met de procedure van artikel 7 van het EU-Verdrag en met name de grenzen van de aan de Unie verleende bevoegdheden en het rechtszekerheidsbeginsel eerbiedigt.
Meer informatie: