EU-Gerecht: Raad in kader van economische sancties tegen Rusland bevoegd tot invoer meldings- en samenwerkingsplichten ter waarborging van doeltreffendheid bevriezingsmaatregelen
Nieuwsbericht | 18-09-2024
Het gaat om de arresten van het EU-Gerecht van 11 september 2024 in de zaken T-635/22 (Fridman e.a. / Raad) en T-644/22 (Timchenko en Timchenko / Raad).
Achtergrond Elena Timchenko, Gennady Timchenko, Mikhail Fridman, Petr Aven en German Khan zijn geplaatst op de lijsten van personen, entiteiten en lichamen ten aanzien waarvan de Raad van de Europese Unie beperkende maatregelen heeft vastgesteld in het kader van de Russische invasie van Oekraïne.
Gezien de toenemende complexiteit van de constructies om aan deze sanctieregeling te ontsnappen, heeft de Raad op 21 juli 2022 een verordening ( Verordening (EU) 2022/1273 van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen) vastgesteld die voorziet in een verplichting tot melding van de tegoeden en een verplichting tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten. Niet-naleving van deze verplichtingen wordt gelijkgesteld met omzeiling van de maatregelen tot bevriezing van tegoeden. Concreet bestaat het doel erin het gebruik van complexe juridische en financiële constructies te dwarsbomen die het gemakkelijker maken om maatregelen te omzeilen, of die het althans voor de bevoegde nationale autoriteiten moeilijker maken om vast te stellen welke tegoeden of economische middelen het voorwerp zijn van beperkende maatregelen.
De betrokkenen hebben bij het Gerecht van de Europese Unie verzocht om nietigverklaring van deze verplichtingen om hun tegoeden of economische middelen vóór 1 september 2022 te melden en samen te werken met de bevoegde nationale autoriteiten. Aangezien die verplichtingen niet zijn opgenomen in een besluit van de Raad op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), kunnen ze volgens hen niet worden beschouwd als maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een dergelijk besluit. Zij zijn met name van mening dat de verordening van de Raad misbruik van bevoegdheid oplevert, aangezien de vaststelling van de betrokken verplichtingen onder de uitvoeringsbevoegdheid van de lidstaten zou moeten vallen.
EU-Gerecht Het Gerecht verwerpt in deze uitspraken alle beroepen.
Het EU-Gerecht herinnert eraan dat het Unierecht toestaat dat de Raad verordeningen vaststelt om gevolg te geven aan beperkende maatregelen of deze uit te voeren om de uniforme uitvoering daarvan in alle lidstaten te garanderen. De maatregelen waarin het recht van de Unie voorziet zijn niet beperkt tot verplichtingen tot nalaten, en de Raad kan dus verplichtingen tot melding en samenwerking vaststellen, ook al zijn deze verplichtingen niet uitdrukkelijk opgenomen in het besluit waarop zij betrekking hebben.
Het EU-Gerecht is bovendien van oordeel dat de Raad zich niet in de plaats van de lidstaten heeft gesteld om te beslissen op welke wijze de beperkende maatregelen op hun grondgebied ten uitvoer moeten worden gelegd en bestraft. Integendeel, de nationale autoriteiten blijven bevoegd om te bepalen of de inbreuk door deelname aan activiteiten houdende omzeiling en de daaraan verbonden sancties strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk van aard zijn.
Meer informatie: Persbericht Curia ECER-dossier : Externe betrekkingen ECER-dossier : Buitenlands en Veiligheidsbeleid – Sancties ECER-pagina : EU-ontwikkelingen Oekraïne-Rusland