Op deze pagina:
Het auteursrecht (copyright) is het exclusieve recht van een maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. De maker kan als enige beslissen over de exploitatie van het werk. Het auteursrecht verleent de maker eveneens bescherming tegen misbruik door derden. Naast het auteursrecht bestaan er ook naburige rechten. Deze naburige rechten geven bescherming aan de inspanningen en prestaties van uitvoerend kunstenaars, muziekproducten, filmproducten en omroeporganisaties. Deze vorm van bescherming lijkt op het auteursrecht en wordt daarom "naburig" genoemd.
In richtlijn 2001/29 heeft de EU-wetgever bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten geharmoniseerd. De richtlijn heeft betrekking op de rechten van auteurs, kunstenaars, producenten van fonogrammen, producenten van films en omroeporganisaties. Op grond van de richtlijn moeten de lidstaten regels vaststellen omtrent het reproductierecht (artikel 2), het recht van mededeling via draad of draadloos (artikel 3) en het distributierecht (artikel 4). In artikel 5 zijn een aantal uitzonderingen opgenomen op voorgenoemde rechten. In de artikelen 7 tot 9 van richtlijn 2006/115 zijn een aantal andere naburige rechten vastgelegd, waaronder het vastleggingsrecht van kunstenaars en omroeporganisaties.
Richtlijn 2019/790 wijzigt richtlijn 2001/29 op bepaalde onderdelen om het auteursrecht en de naburige rechten aan te passen aan de digitale ontwikkelingen. De wijzigingen zien onder meer op een verruiming van de uitzonderingen op het auteursrecht en de naburige rechten, bijvoorbeeld bij digitale onderwijsactiviteiten (artikelen 3-7 van richtlijn 2019/790).
Naar boven
De EU-wetgever heeft in richtlijn 2006/116 nadere regels opgenomen over de beschermingstermijnen van auteursrechten en naburige rechten. Het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst geldt bijvoorbeeld gedurende het leven van de auteur en 70 jaar na zijn dood (artikel 1, lid 1, richtlijn 2006/116). Verder zijn er beschermingstermijnen vastgesteld voor naburige rechten, zoals de rechten van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen, producenten van films en de rechten van omroeporganisaties.
Op grond van richtlijn 2011/77 zijn een aantal termijnen aangepast en is er een beschermingstermijn voor muziekwerken vastgesteld. De termijnen werden aangepast om de rechthebbende(n) van bepaalde werken gedurende hun hele leven bescherming te kunnen bieden.
Vanuit financieel oogpunt kan het soms wenselijk zijn dat auteursrechten en naburige rechten door een collectieve organisatie worden beheerd. In richtlijn 2014/26 zijn regels neergelegd over het functioneren van collectieve beheerorganisaties. Het gaat onder meer om de rechten van rechthebbenden die deelnemen in een collectieve beheersorganisatie (artikel 5 van richtlijn 2014/26). Ook worden er voorschriften gegeven over de manier waarop een collectieve beheersorganisatie de verschuldigde bedragen aan rechthebbenden moet uitkeren (artikel 13 van richtlijn 2014/26).
De EU-lidstaten dienen computerprogramma's op grond van het auteursrecht als werk van letterkunde te beschermen (artikel 1, lid 1, richtlijn 2009/24). Richtlijn 2009/24 bepaalt dat zowel bescherming wordt verleend aan natuurlijke- als rechtspersonen (artikel 3, richtlijn 2009/24). In bepaalde gevallen moet de rechthebbende toestemming geven om bepaalde handelingen te kunnen verrichten aan het computerprogramma (artikel 4, richtlijn 2009/24), maar er zijn ook uitzonderingen opgenomen waarin toestemming niet is vereist (artikel 5, richtlijn 2009/24).
Richtlijn 93/83 heeft betrekking op het auteursrecht en de naburige rechten bij uitzending via satelliet of kabel. In artikel 2 van richtlijn 93/83 is het uitzendingsrecht geregeld. Het uitzendingsrecht is het exclusieve recht van een auteur om auteursrechtelijk beschermde werken via de satelliet aan het publiek te openbaren. De auteur dient hiervoor zijn toestemming te verlenen. De toestemming wordt in beginsel bij overeenkomst geregeld (artikel 3, lid 1, richtlijn 93/83).
Op grond van richtlijn 2014/26 kunnen aanbieders van onlinemuziekdiensten (o.a. Spotify) van collectieve beheersorganisaties licenties verkrijgen die in meerdere of alle lidstaten geldig zijn. Dit proces wordt multiterritoriale licentieverlening genoemd. In de artikelen 23 tot 32 van richtlijn 2014/26 zijn specifieke regels neergelegd voor multiterritoriale licentieverlening. Deze artikelen bevatten onder meer voorschriften inzake de facturering aan aanbieders van onlinemuziekdiensten en de uitbetaling aan rechthebbenden.
Richtlijn 2006/115 ziet op het recht om verhuur of uitlening van beschermde werken toe te staan of te verbieden. Dit recht komt toe aan de auteur (met betrekking tot het origineel en de kopieën van zijn werk), de uitvoerend kunstenaar (met betrekking tot de vastlegging van zijn uitvoering), de producent van fonogrammen (met betrekking tot zijn fonogrammen) en de producent van de eerste vastlegging van een film (met betrekking tot het origineel en de kopieën van zijn film) (artikel 3, lid 1, richtlijn 2006/115).
Verhuur en uitlening zien allebei op het voor een beperkte tijd beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermde werken en anderszins beschermde zaken. Bij verhuur verkrijgt de verhuurder een direct of indirect economisch voordeel, terwijl de uitlener bij het uitlenen geen direct of indirect economisch voordeel ontvangt (artikel 2, lid 1, sub a en b, richtlijn 2006/115).
Een werk of een fonogram wordt als een verweesd werk beschouwd indien geen van de rechthebbenden van dat werk of fonogram is geïdentificeerd. Ook is het mogelijk dat de rechthebbenden kunnen worden geïdentificeerd, maar dat zij niet opgespoord kunnen worden. (artikel 2, lid 1, richtlijn 2012/28). Om uit te kunnen maken of een werk of fonogram een verweesd werk is, dient een zorgvuldig onderzoek te worden verricht (artikel 3, lid 1, richtlijn 2012/28).
Verder ziet richtlijn 2012/28 alleen op het gebruik van verweesde werken door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea, archieven, instellingen voor cinematografisch erfgoed of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties. Deze entiteiten dienen in de EU gevestigd te zijn en moeten taken van openbaar belang vervullen (artikel 1, lid 1, richtlijn 2012/28).
Artikel 4 van richtlijn 2012/28 bepaalt dat een erkend verweesd werk door alle lidstaten moet worden erkend (wederzijdse erkenning). Indien een rechthebbende van een verweesd werk alsnog wordt geïdentificeerd of opgespoord, heeft hij het recht om te allen tijde de status van verweesd werk te beëindigen (artikel 5, richtlijn 2012/28).
Het volgrecht ziet op het recht van een auteur van een oorspronkelijke werk om telkens wanneer het werk na de eerste overdracht wordt doorverkocht, een op de doorkoopprijs berekend recht te ontvangen (artikel 1, lid 1, richtlijn 2001/84). Het begrip "oorspronkelijk kunstwerk" ziet op afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerken, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto's. Kopieën die door de kunstenaar zelf of in zijn opdracht in beperkte oplage zijn vervaardigd, kwalificeren ook als oorspronkelijk kunstwerk (artikel 2, richtlijn 2001/84).
Voorwaardelijke toegang ziet op beschermde diensten waarvan de toegang afhankelijk is gesteld van voorafgaande toestemming. Onder beschermde diensten vallen onder meer diensten van televisie- en radio-omroepen (zie verder artikel 1, onder a, richtlijn 98/84). Deze beschermde diensten worden verleend door middel van een uitrusting die toegang verleent tot de diensten. Het is ook mogelijk dat deze uitrusting illegaal wordt ontwikkeld of dat de legale programmatuur illegaal wordt aangepast (artikel 1, onder e, richtlijn 98/84).
Richtlijn 98/84 verplicht de lidstaten om de vervaardiging, invoer, verspreiding, verkoop, verhuur of het in het bezit hebben van illegale uitrusting te verbieden. Daarnaast moeten de lidstaten het installeren, onderhouden of vervangen van illegale uitrustingen ook verbieden. Alle bovengenoemde handelingen moeten wel voor commerciële doeleinden worden verricht. Tenslotte moeten de lidstaten regels vaststellen die het verbieden om illegale uitrusting via commerciële communicatie aan te prijzen (artikel 4, richtlijn 98/84).
De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs: Agreement on Trade-Related-Aspects of Intellectual Property Rights) is een verdrag van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Europese Unie heeft het TRIPs verdrag op basis van Besluit 94/800/EG goedgekeurd. Het verdrag heeft niet alleen betrekking op auteursrechten en naburige rechten, maar ook op andere gebieden van het intellectuele eigendomsrecht.
De Wereldhandelsorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties en houdt zich bezig met het beschermen van het intellectuele eigendom. In 2000 is de Europese Unie op basis van Besluit 2000/78 toegetreden tot het WIPO-verdrag inzake auteursrecht en het WIPO-verdrag inzake fonogrammen en uitvoeringen.
Het Verdrag van Marrakesh verplicht de aangesloten partijen om nationale regels vast te stellen die de productie van werken (boeken, kranten, tijdschriften of andere soorten geschriften) in toegankelijke vormen, waaronder braille, groteletterdruk, audio of e-tekst, bevorderen. Het doel is om blinden, visueel gehandicapten of personen die anderszins een leeshandicap hebben een verbeterde toegang te geven tot dit soort werken. Ook moet het eenvoudiger worden om dit soort items zonder toestemming van de auteursrechthouder grensoverschrijdend uit te wisselen.
Verordening 2017/1563 geeft voorschriften voor de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de EU en derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh van exemplaren in toegankelijke vorm van werken en ander materiaal. Richtlijn 2017/1564 voorziet in voorschriften voor het gebruik van bepaalde werken en ander materiaal zonder toestemming van de rechthebbende.