Tijdens de bijeenkomst wordt het arrest (C-679/23 P) besproken door Lisa-Marie Komp, advocaat bij Prakken d’Oliveira in Amsterdam en docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Komp heeft de eisers in de zaak bijgestaan. De bijeenkomst wordt begeleid door Charlotte Schillemans, hoofd van het cluster bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat verantwoordelijk is voor de procesvoering namens de Nederlandse regering bij het EU-Hof.
De bijeenkomst vindt plaats op het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Rijnstraat 8, Den Haag). Aanmelden kan door een mail te sturen naar djz-ecer@minbuza.nl onder vermelding van naam, e-mailadres en functie/organisatie. In verband met beperkte zaalcapaciteit kan het zijn dat het ECER aanmeldingen moet weigeren. Uiterlijk 9 januari krijgt u bericht of uw aanmelding kan worden gehonoreerd.
Een 'agentschap van de Europese Unie' is een instantie die door de EU is opgericht om een specifieke technische, wetenschappelijke of beheerstaak te verrichten binnen de EU. Inmiddels zijn er meer dan veertig agentschappen. Voorbeelden van zulke agentschappen zijn Frontex, Europol, Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Een aantal van die agentschappen voert hun taken uit in samenwerking met de lidstaten van de Europese Unie. Er ontstaat door die samenwerking een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de naleving van (gedeelde) Unierechtelijke verplichtingen. Op 18 december 2025 wijst het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU) arrest in een hoger beroepszaak (C-679/23 P) waarin de vraag centraal staat of die gezamenlijke verantwoordelijkheid kan leiden tot gedeelde (‘hoofdelijke’) aansprakelijkheid van de EU voor schade die wordt veroorzaakt door niet-nakoming van verplichtingen door het agentschap.
De aanleiding van deze zaak is een gezamenlijke terugkeeroperatie die door Frontex werd gecoördineerd, en waarbij een gezin van Syrische Koerden per vliegtuig van Griekenland (een EU-lidstaat) naar Turkije (geen EU-lidstaat) werd teruggestuurd. De gezinsleden betogen dat de materiële en immateriële schade die zij hebben geleden, is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen – of beter gezegd, het niet-handelen – van Frontex voor, tijdens en na die terugkeeroperatie, waardoor een aantal van hun grondrechten is geschonden. Zij verzoeken het EU-Hof om Frontex ertoe te veroordelen hun een schadevergoeding te betalen.
Het Gerecht verwierp in eerste aanleg de vordering van het Syrisch gezin. Het achtte geen causaal verband aanwezig tussen het gestelde onrechtmatige gedrag van Frontex en de geleden schade (zaak T-600/21)