Op deze pagina:
Op dinsdagmiddag 20 januari 2015 organiseerde het ECER een bijeenkomst over het advies van het EU-Hof over de toetreding van de EU tot et EVRM.
Over het toetredingsverdrag is van 2010 tot april 2013 onderhandeld tussen de EU en de partijen bij het EVRM. Het EU-Hof heeft zich nu op verzoek van de Europese Commissie uitgesproken over de vraag of het toetredingsverdrag in overeenstemming is met de EU-verdragen.
De uitspraak bevat fundamentele beschouwingen over de arrangementen voor het toezicht op de naleving van het EVRM door de EU. Het gaat dan onder meer om de bevoegdheden van de EU, de rol van de EU-instellingen en van het EU-Hof zelf, de bevoegdheden en de rol van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het toezichtmechanisme binnen de Raad van Europa op de naleving van uitspraken van het EHRM.
Mielle Bulterman (hoofd van de afdeling Europees Recht, ministerie van Buitenlandse Zaken), Martijn de Grave (Juridisch Adviseur PVEU), en Roeland Böcker (afdeling Internationaal Recht, ministerie van Buitenlandse Zaken) lieten alle aspecten van dit advies de revue passeren.
Naar boven
Selma Blank Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en Freya Baetens, Universiteit Leiden, co-auteur van het rapport “The Impact of Investor-State-Dispute Settlement (ISDS) in the Transatlantic Trade and Investment Partnership” praatten de deelnemers bij op het gebied van Investeringsbescherming, Geschillenbeslechting, Bilaterale Investeringsakkoorden en EU-akkoorden derde landen, Maatschappelijke en politieke discussie over investeringsbescherming en ISDS. En gingen verder in op de Verbeterpunten, en benodigde
Op 2 oktober 2014 promoveerde mr. dr. Mirjam de Mol (onderzoeker aan het Maastricht Centre of European Law van de Universiteit Maastricht). In haar proefschrift onderzocht zij op grond van de rechtspraak van het EU-Hof wat de stand van het recht is en of deze rechtspraak legitiem is. Ook onderzocht ze op welke punten het leerstuk van de directe werking verder moet worden uitgewerkt, en wat de openstaande vragen en aandachtspunten zijn. Tijdens deze bijeenkomst, een gezamenlijk initiatief van het Expertisecentrum Europees Recht van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Juridisch Forum van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft zij haar bevindingen gepresenteerd en was er een uitgebreide Q&A sessie.
Ivo van der Steen en Bert de Wilde, beiden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gingen tijdens deze bijeenkomst uitgebreid in op het gepresenteerde nieuwe pakket maatregelen (bijeengebracht in een akkoord tussen de Raad, het EP en de Commissie) dat moet leiden tot verbetering van de EU-regelgeving.
In zijn eerste prejudiciële verwijzing ooit heeft het Duitse Bundesverfassungsgericht zich uiterst kritisch getoond over de legaliteit van het door de ECB aangekondigde OMT (Outright Monetary Transactions) programma. Met dit programma toont de ECB zich bereid om onder bepaalde omstandigheden staatsobligaties op te kopen van eurolanden in moeilijkheden, en geeft zij inhoud aan de 'Whatever it takes' uitspraak van president Draghi uit de zomer van 2012.
Thomas Beukers van het Ministerie van Buitenlandse zaken ging in op de materiele dimensie van de OMT-zaak, met aandacht voor het mandaat van de ECB, de aard van het OMT-programma (monetair vs economisch beleid) en het verbod van monetaire financiering. Terwijl Suzanne Poppelaars, docente en promovenda aan de Radboud Universiteit Nijmegen de constitutionele dimensie van de OMT-zaak aan de hand van de verhouding tussen het EU-Hof en het Bundesverfassungsgericht, en de kritische rechtspraak van het Duitse Constitutioneel Hof inzake Europese integratie voor haar rekening nam.
Aanleiding voor de bijeenkomst was het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 dat op 29 oktober 2015 was ingediend bij de Tweede Kamer. De focus van de bijeenkomst lag dan ook op de Nederlandse implementatie van de richtlijnen.
Hélène Stergiou, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Thijs Kirchner en Willemijn Noordhoek, van het Ministerie van Economische Zaken en Ria Fahner en Marieke de Vries, advocaten bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn gingen in op de wijzingen en praktische gevolgen voor de nationale aanbestedingspraktijk en concessieopdrachten.
Het ECER organiseerde dit jaar een reeks juridische verdiepingsbijeenkomsten over EU-institutionalia in het kader van het Nederlands EU-voorzitterschap 2016 onder het motto: Wie het spel wil spelen, moet de spelregels kennen.
Op maandag 13 april werd de eerste bijeenkomst gehouden: “Rol, rechten en plichten van het EU-voorzitterschap”. Wat zijn de regels voor het voorzitterschap. Wat is de rol van een voorzitter? Welke verplichtingen en rechten hebben de Nederlandse vertegenwoordigers? Hoe werkt het wetgevingsprogramma, en wat zijn de andere prioriteiten? Deze en andere vragen kwamen aan bod tijdens deze eerste bijeenkomst (zie hier de powerpoint)
De tweede bijeenkomst vond plaats op 18 mei en stond in het kader van “De EU-instellingen en besluitvormingsprocedures”. Er werd onder leiding van Ivo van der Steen, Hélène Stergiou, Marlou Smulders (BZ) en Mariëtta Schuerman (PVEU) dieper ingegaan op de belangrijkste regels voor het functioneren van de Raad, de Commissie, het Europees Parlement en het EU-Hof. Ook werd ingegaan op de belangrijkste besluitvormingsprocedures waarin deze EU-instellingen met elkaar verbonden zijn (zie hier de powerpoint)
Op 14 september was het tijd voor de derde bijeenkomst: "Agendasetting en stemprocedures in Raad en Coreper". In deze derde bijeenkomst werd ingegaan op de agendasetting van Raad, Coreper en Raadswerkgroepen. De ‘ Mertens’ Jantine van Bakel (PVEU), Patty Zandstra (BZ-DIE) en Liesbeth A Campo (BZ-DJZ-ER) namen de deelnemers mee in de mogelijkheden en beperkingen van de agenda-indeling. Wat betekenen al die agendatermen? En wat hebben die termen voor politiek en juridisch gevolg in de Brusselse praktijk en in de Haagse voorbereiding. En hoe moet worden gestemd over die onderwerpen op de agenda? Alles aan de hand van de verdragen, het reglement van orde van de Raad en vooral: de praktijk (zie hier de powerpoint)
Op 22 september vond de vierde bijeenkomst plaats: "Samenwerking Raad en Europees Parlement". In de vierde bijeenkomst werd ingegaan op de rol van het Europees Parlement: zijn bevoegdheden, organisatie, werkwijze en de samenwerking met de Raad in wetgevingsprocedures, met de nadruk op trilogen. Dit alles onder de noemer: 'Wie het spel wil spelen, moet de spelregels kennen'.
De Eurowob werd behandeld in de vijfde bijeenkomst op 9 november; alles over de EU-regels over openbaarheid van documenten. Wat moet er allemaal gebeuren als het gaat om EU-documenten? Hoe verloopt de procedure in Brussel? En welke uitzonderingsgronden zijn van toepassing? Gabriëlle Metz (BZ-DIE), Mariëtta Schuerman (PVEU) en Jesse Wolbrink (BZ-DJZ-ER) gingen in op de praktijk van de Eurowob-verordening en de laatste rechtspraak van het EU-Hof. De focus van de bijeenkomst lag op de toepassing van de Eurowob en wat dat betekent voor de departementen. Verzoeken die in eerste instantie binnenkomen bij de instellingen, maar documenten betreffen die van Nederland afkomstig zijn. De nadruk lag daarom op Eurowob consultaties vanuit de instellingen, gericht aan de departementen (zie hier de powerpoint). De zesde en laatste bijeenkomst werd gehouden op 7 december, en had betrekking op de externe betrekkingen van de EU, met nadruk op de rol van het Voorzitterschap, de externe vertegenwoordiging van de EU en vraagstukken als exclusieve en gedeelde bevoegdheid. Wat wordt er allemaal verwacht van het Voorzitterschap? Wanneer voert de EU-delegatie of het Voorzitterschap het woord in multilaterale organisaties? Welke afspraken bestaan daarover? Er was ruim gelegenheid voor deze en andere vragen aan de sprekers; Frederik Naert (Juridische Dienst van de Raad), Gabriëlle Metz (BZ-DIE) en Geertje Rohof (BZ-DJZ-ER)