Op deze pagina:
Het verdwijnen van de binnengrenzen tussen EU-lidstaten en het feit dat EU-burgers steeds meer gebruik maken van hun vrij verkeer heeft er toe geleid dat EU-burgers steeds vaker verwikkeld zijn geraakt in strafprocedures in een andere EU-lidstaat. In 2009 heeft de Raad in een resolutie verklaard dat de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in zulke omstandigheden moeten worden versterkt. Deze versterking van de procedurele rechten moet het recht op een eerlijk proces garanderen. In reactie op de resolutie zijn diverse richtlijnen aangenomen om de procedurele rechten te versterken. De EU-wetgever heeft deze richtlijnen aangenomen op grond van artikel 82, lid 2, sub b, EU-Werkingsverdrag.
Naar boven
Richtlijn 2010/64/EU legt voorschriften vast met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel. Dit recht moet aan een persoon worden toegekend vanaf het moment dat de bevoegde autoriteiten deze persoon ervan op de hoogte brengen dat hij ervan wordt verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan. Het recht eindigt op het moment van de definitieve vaststelling dat de persoon het strafbare feit al dan niet heeft begaan.
Het recht op vertolking omvat het recht van de verdachte of beklaagde om gratis door een tolk te worden bijgestaan bij politieverhoren en alle (tussentijdse) zittingen van de gerechtelijke autoriteiten. Naast het recht op vertolking, verplicht het recht op vertaling de lidstaten ertoe om in ieder geval beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging, de dagvaarding en de vonnissen te vertalen in de taal van de verdachte of de beklaagde.
Richtlijn 2012/13/EU ziet op het recht op informatie van verdachten over hun rechten gedurende de strafprocedure en over de tegen hen ingebrachte beschuldiging. Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de rechten van personen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat moeten de verdachte of beklaagde in ieder geval informatie geven over de volgende procedurele rechten (artikel 3):
Tevens bepaalt de richtlijn dat aan aangehouden personen een verklaring van rechten moet worden gegeven (artikel 4). Deze verklaring van rechten omvat onder meer:
Richtlijn 2013/48/EU garandeert het recht van verdachten of beklaagden om zonder onnodig uitstel toegang te hebben tot een advocaat. De lidstaten moeten zich inspannen om die informatie ter beschikking stellen die verdachten helpen om een geschikte advocaat te vinden. Het vertrouwelijke karakter van de communicatie tussen verdachten of beklaagden en hun advocaat moet worden geëerbiedigd.
Naast het recht op toegang tot een advocaat geeft de richtlijn voorschriften die de verdachte of beklaagde in staat moeten stellen om met derden en consulaire autoriteiten te kunnen communiceren. De richtlijn schrijft voor dat verdachten of beklaagden tenminste één persoon op de hoogte moeten kunnen brengen van de vrijheidsbeneming. De verdachte of beklaagde moet met deze persoon of personen zonder onnodig uitstel kunnen communiceren. Daarbij kan gedacht worden aan een familielid of een vriend.
Richtlijn 2016/343/EU schrijft voor dat lidstaten er voor moeten zorgen dat verdachten of beklaagden aanwezig kunnen zijn bij de terechtzitting. Onder omstandigheden kunnen lidstaten beslissingen nemen in afwezigheid van de verdachte of beklaagde. Voorwaarde hiervoor is dat de verdachte of beklaagde tijdig in kennis is gesteld van de terechtztting en van de gevolgen van zijn afwezigheid of dat de verdachte of beklaagde wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat.
Indien de verdachte of beklaagde niet bij de terechtzitting aanwezig heeft kunnen zijn en er niet is voldaan aan de voorwaarden om de zaak in afwezigheid van verdachte of beklaagde te behandelen, heeft de verdachte of beklaagde recht op een nieuw proces of een andere voorziening in rechte.
De richtlijn voorziet eveneens in de versterking van het onschuldvermoeden. Dit houdt in dat verdachten en beklaagden voor onschuldig worden gehouden totdat hun schuld in rechte is komen vast te staan. Zo moeten overheidsinstanties zich in openbare verklaringen onthouden van verwijzingen naar de schuld van verdachte of beklaagde.
Richtlijn 2016/800/EU geeft een aantal minimumvoorschrifen met betrekking tot bepaalde rechten van kinderen die verdachte of beklaagde in een strafprocedure zijn of tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd. De richtlijn kent een aantal rechten toe aan kinderen:
Tevens legt de richtlijn een aantal verplichtingen op aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat:
Richtlijn 2016/919/EU heeft tot doel om burgers, die niet beschikken over voldoende financiële middelen, toegang te geven tot een advocaat. Burgers die in aanmerking komen voor rechtsbijstand hebben onvoldoende draagkracht om de kosten van de verdediging en de procedure zelf te dragen. Bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor rechtsbijstand moet wel worden gekeken naar de concrete omstandigheden van de zaak. Er moet rekening worden gehouden met de complexiteit van de zaak, de ernst van het misdrijf, de persoonlijke en sociale situatie van verdachte of beklaagde en de zwaarte van de eventuele straf. Wanneer rechtsbijstand verplicht is gesteld, is in ieder geval aan de voorwaarden voor het verkrijgen van rechtsbijstand voldaan.
De Europese Commissie heeft de lidstaten in 2013 in een aanbeveling opgeroepen om een aantal procedurele rechten van kwetsbare verdachten en beklaagden te versterken. De aanbeveling schrijft voor dat de kwetsbaarheid van personen onverwijld moet worden vastgesteld en erkend. Indien de omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, moeten de bevoegde autoriteiten een beroep kunnen doen op een onafhankelijke expert om een medisch onderzoek uit te voeren. Deze expert kan een advies geven over de geschiktheid van de maatregelen die met betrekking tot de kwetsbare persoon zijn genomen of worden overwogen.
Aanbeveling 2023/681 van de Commissie bevat richtsnoeren voor de lidstaten om doeltreffende, passende en evenredige maatregelen te nemen ter versterking van de rechten van alle verdachten en beklaagden die van hun vrijheid zijn beroofd. De aanbeveling heeft zowel betrekking op de procedurele rechten van personen die in voorlopige hechtenis zitten als de materiële detentieomstandigheden. In de aanbeveling zijn de normen geconsolideerd die zijn vastgesteld in het kader van bestaand beleid op onder andere nationaal en internationaal niveau.
11-09-2024
Deze bijstand moet uiterlijk worden aangeboden op het moment dat de minderjarigen voor het eerst door de politie worden ondervraagd. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Poolse ...
31-07-2024
Het EU-recht bevat geen regeling voor de kwestie of de lidstaten kunnen bepalen dat in het kader van een strafprocedure de verdachte op zijn uitdrukkelijk verzoek via videoconferentie kan deelnemen aan de zittingen. Een ...
10-11-2023
De mogelijkheid voor een rechter om het ten laste gelegde op eigen initiatief of op voorstel van de beklaagde juridisch anders te kwalificeren dan het openbaar ministerie aanvankelijk had gedaan, is niet in strijd met de ...