Nederlandse interventies
Deelname Nederland aan zaken bij het EU-Hof
De rechtspraak van het EU-Hof en het EU-Gerecht is essentieel voor de goede uitvoering en naleving van het Europees recht in Nederland. De uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling binnen de Europese Unie en kunnen van (grote) invloed zijn op het Nederlandse recht en beleid. Europese rechtspraak dwingt regelmatig tot aanpassing van de nationale regelgeving of uitvoeringspraktijk. Door actief zijn visie naar voren te brengen bij de Europese Hoven, kiest Nederland ervoor om invloed uit te oefenen op deze rechtsontwikkelingen.
De zaken bij de Europese hoven kunnen worden verdeeld in twee type zaken: prejudiciële zaken en rechtstreekse zaken. Zie voor meer informatie ook de subtab Procedures.
In prejudiciële zaken gaat het om zaken waarin het EU-Hof antwoord geeft op prejudiciële vragen van nationale rechters over de geldigheid of uitleg van het Unierecht. Alle nationale rechters binnen de EU zijn bevoegd prejudiciële vragen voor te leggen aan het EU-Hof of aan het Gerecht. Sinds oktober 2024 is het Gerecht – op specifieke terreinen – bevoegd om uitspraak te doen in prejudiciële zaken. Tot dan toe was de prejudiciële procedure voorbehouden aan het Hof (zie ook dit ECER-bericht).
Als lidstaat kan Nederland in alle prejudiciële zaken schriftelijke opmerkingen (SO’s) indienen en meedoen aan de zitting. Dit kunnen zaken zijn die afkomstig zijn van rechters uit Nederland (‘Nederlandse zaken’), of uit een van de andere lidstaten (‘niet Nederlandse zaken’). Stelregel is dat Nederland schriftelijk en mondeling deelneemt aan Nederlandse zaken. In niet-Nederlandse zaken hangt deelname af van het belang van Nederland in die zaak (beleidsmatig belang, financieel belang of anderszins, zie hierna).
Bij rechtstreekse zaken (ook wel directe zaken genoemd) gaat het onder meer om beroepen van belanghebbende partijen tegen besluiten van de EU-instellingen, hogere voorzieningen tegen uitspraken van het Gerecht en infractieprocedures van de Europese Commissie tegen lidstaten.
Nederland kan in rechtstreekse zaken optreden als partij (verzoeker of verweerder) of als interveniënt (aan de zijde van één van de partijen). De rechtstreekse beroepen worden in de regel door het Gerecht behandeld. Doorgaans is een hogere voorziening bij het EU-Hof mogelijk. Infractieprocedures zijn voorbehouden aan het Hof zelf.
Voor Nederland geldt dat de betrokkenheid bij het aantal prejudiciële zaken per jaar hoger is dan bij het aantal rechtstreekse zaken. Zie hierover ook de informatie onder de subtab Jaarverslagen Procesvoering Nederland.
Procesvoering namens Nederland
De procesvoering namens de Nederlandse regering voor het Gerecht en Hof wordt uitgevoerd door gemachtigden van de minister van Buitenlandse Zaken. De gemachtigden behoren tot het Hofcluster van de Afdeling Europees recht (DJZ/ER), één van de afdelingen van de Directie Juridische Zaken van het ministerie.
Het Hofcluster verwoordt het standpunt van Nederland in zowel de schriftelijke fase (opstelling SO’s) als de mondelinge behandeling (opstellen en uitdragen van het pleidooi ter zitting). De gemachtigden werken daarbij nauw samen met het betrokken vakdepartement of -departementen (ingeval een zaak onder de verantwoordelijkheid van meerdere ministeries valt).
Ook is het Hofcluster verantwoordelijk voor de procesvoering bij het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA-Hof).
Wanneer neemt Nederland deel aan een EU-Hofzaak?
De beslissing om namens de Nederlandse regering een inbreng te leveren in een procedure bij de Europese Hoven wordt genomen in de ICER-Hofzaken (ICER-H). De ICER-H is een vaste werkgroep van de voormalige Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) en is specifiek belast met de EU-Hofprocedures. Alle departementen zijn vertegenwoordigd in de ICER-H. Het ministerie van Buitenlandse Zaken (in de persoon van het hoofd van de DJZ-afdeling Europees Recht) is voorzitter van de ICER-H.
Binnen de ICER-H vindt de afstemming plaats over de vraag of het gewenst is dat Nederland deelneemt aan een Hofzaak of niet.
Deelname kan zijn ingegeven door een beleidsmatig of financieel belang of door de mogelijke impact van de uitspraak op de uitvoeringspraktijk.
De ICER-H 'Handleiding voor het beoordelen van deelname door Nederland in zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie' (2015 ) gaat over de wijze waarop wordt bepaald of deelname van Nederland in een bepaalde zaak opportuun is.
Als Nederland deelneemt aan een Hofzaak, stelt het Hofcluster in samenwerking met het desbetreffende vakdepartement de Nederlandse inbreng op (dat wil zeggen: de SO en het pleidooi).
In dit verband zijn ook 'Aanwijzingen' opgesteld (in 2015) die worden gebruikt bij het opstellen van schriftelijke opmerkingen (SO) in prejudiciële procedures. Ook voor het opstellen van Nederlandse inbreng in rechtstreekse zaken zijn in 2015 aanwijzingen opgesteld.
Bij de mondelinge behandeling (‘MB’) bij het Gerecht, het Hof, dan wel het EVA-Hof, bepleiten de agenten van het Hofcluster – in aanwezigheid van vertegenwoordigers vanuit de betrokken vakdepartementen- het Nederlandse standpunt.
Procedureregels
Voor procedures bij het EU-Hof, het EU-Gerecht en het EVA gelden bijzondere procesregels. Denk daarbij aan procedureregels zoals vastgelegd in het Statuut, de specifieke procedureregels van EU-Hof, Gerecht en EVA, aanbevelingen en richtsnoeren inzake procedureregels et cetera.
Via onderstaande links zijn de geldende procedureregels voor het EU-Hof, Gerecht en EVA in te zien.
Procedureregels Hof van Justitie EU
Procedureregels
EVA
Procestaal / taal van de stukken
De procestaal in prejudiciële
zaken is de taal van de lidstaat waaruit de zaak
afkomstig is. De werktaal bij het EU-Hof is echter het
Frans. Dit betekent dat alle stukken ook worden
vertaald in het Frans. De verwijzingsbeslissing in
prejudiciële zaken wordt in alle talen vertaald. Deze
is dus standaard ook beschikbaar in het Nederlands,
als startschot voor de zaak. Bij het Gerecht wordt ook
regelmatig in het Engels geprocedeerd.
Nederland dient zijn schriftelijke opmerkingen in, in
het Nederlands. Ook pleiten de agenten gewoon in het
Nederlands. Het pleidooi wordt ter zitting simultaan
vertolkt door de aanwezige tolken. Pleidooien worden
niet uitgereikt aan de rechters. In Luxemburg telt
enkel het gesproken woord.
Bij het EVA-Hof
wordt in het Engels geprocedeerd. Nederland stelt zijn
opmerkingen dan ook op in het Engels en pleit ook in
het Engels.
Zie voor meer informatie ook het ECER-dossier : Talen in het EU-recht
Gerelateerde documenten
- Aanwijzingen voor schriftelijke stukken in rechtstreekse zaken EU-Hof (2015)
- Notitie Procespraktijk Hof van Justitie in prejudiciële zaken – wie doet mee vanuit Nederland?
- ICER-H Handleiding voor het beoordelen van deelname door Nederland in zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (2015)
- Aanwijzingen voor schriftelijke opmerkingen in prejudiciele procedures (2015)