Op deze pagina:
Het ECER organiseerde op donderdag 10 maart 2022 een digitale lunchlezing over het arrest van het EU-Hof van 16 februari 2022 inzake de wettigheid van de MFK-rechtsstaatverordening (zie ook dit ECER-bericht). De lunchlezing was gericht op (beleids)medewerkers van de (Haagse) kerndepartementen en andere geïnteresseerden, die meer inzicht wilde verkrijgen in de inhoud en de gevolgen van dit arrest. Voor de lunchlezing hadden zich 63 belangstellenden aangemeld.
De rechtsstaat staat in bepaalde lidstaten van de EU steeds meer onder druk. Met name Hongarije en Polen staan daarbij in het middelpunt van belangstelling. In 2021 heeft het Hof van Justitie van de EU een aantal belangrijke arresten gewezen waarin schendingen van de rechtsstaat in die landen werden vastgesteld ( C-824/18 , C-791/19 en C-564/19 ). Daarnaast heeft de Commissie in december 2021 een nieuwe inbreukprocedure ingeleid tegen Polen vanwege de betwisting van de voorrang van het EU-recht door het Poolse Grondwettelijk Hof.
Om de EU-instellingen een extra instrument te geven om schendingen van de rechtsstaat aan te pakken, heeft de Commissie in 2018 voor het eerst voorgesteld een financieel conditionaliteitsmechanisme in te stellen. Na intensieve politieke en juridische discussies bereikten de EU en haar lidstaten in 2020 overeenstemming over een verordening betreffende een algemeen conditionaliteitsmechanisme ter bescherming van de Uniebegroting (hierna: MFK-rechtsstaatverordening). Het conditionaliteitsmechanisme stelt de Commissie in staat om middelen van een lidstaat in te houden, indien inbreuken op de rechtsstaat in die lidstaat voldoende rechtstreekse gevolgen hebben voor de begroting of de financiële middelen van de EU.
Als onderdeel van een compromis dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in december 2020 werd bereikt, mocht de Commissie geen maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening nemen totdat het Hof van Justitie van de EU zich over de wettigheid ervan had uitgesproken. Op 11 maart 2021 hebben zowel Hongarije (C-156/21) als Polen (C-157/21) een beroep tot nietigverklaring bij het Hof ingesteld tegen de MFK-rechtsstaatverordening. Naar aanleiding van die beroepen heeft het Hof van Justitie van de EU de wettigheid van de MFK-rechtsstaatverordening onderzocht. Op 16 februari 2022 deed het Hof uitspraak in beide zaken.
Naar boven
Sophie van der Hoeven-Bots, senior beleidsmedewerker bij de Directie Integratie Europa (DIE) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, gaf de aftrap. Sophie nam de deelnemers mee achter de schermen bij de totstandkoming van en de onderhandelingen over de MFK-rechtsstaatverordening. Zij stond stil bij de context waarin die onderhandelingen plaatsvonden en de rol die Nederland daarin heeft gespeeld.
Laura van Heijningen, senior juridisch adviseur Europees Recht bij de Directie Juridische Zaken (DJZ) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ging vervolgens nader in op het complexe wetgevingstraject rondom de MFK-rechtsstaatverordening. Daarnaast gaf Laura een overzicht van de belangrijkste elementen van die verordening en behandelde zij het arrest van het EU-Hof, in het bijzonder met betrekking tot de voornaamste bezwaren die Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening hadden aangevoerd. Laura sloot af met enkele algemene reflecties op de waarden van de EU, die uit het arrest van het EU-Hof kunnen worden afgeleid.
Hanneke Luijendijk, hoofd van de afdeling Juridische en Institutionele Zaken (JIZ) bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (PVEU), gaf haar zienswijze op de (toekomstige) toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening. Hanneke gaf een overzicht van de voorbereidende werkzaamheden die de Commissie met betrekking tot de toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening heeft verricht (o.a. vaststelling van richtsnoeren, informatieverzoeken aan lidstaten en onderzoekende werkzaamheden). Verder ging Hanneke nader in op enkele factoren die een snelle toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening door de Commissie zouden kunnen bemoeilijken.
Tenslotte was er ruimte voor een (kort) vragenrondje. Naar aanleiding van de gestelde vragen benadrukte Hanneke Luijendijk dat de Commissie zich bij de toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening waarschijnlijk in eerste instantie zal focussen op Polen en Hongarije, maar dat niet is uitgesloten dat de MFK-rechtsstaatverordening op termijn zal worden toegepast ten aanzien van andere lidstaten. Laura van Heijningen ging nader in op vragen over de mate waarin een lidstaat de beginselen van de rechtsstaat moet schenden om toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening door de Commissie mogelijk te kunnen maken ("drempel"). Sophie van der Hoeven-Bots sloot het vragenrondje af met enkele opmerkingen over de besluitvorming binnen de Raad bij de vaststelling van Raadsbesluiten in het kader van de MFK-rechtsstaatverordening.