EU-Hof veroordeelt Hongarije tot betaling van een forfaitaire som en een dwangsom wegens niet-nakoming van een arrest over asielbeleid
Contentverzamelaar
EU-Hof veroordeelt Hongarije tot betaling van een forfaitaire som en een dwangsom wegens niet-nakoming van een arrest over asielbeleid
Nieuwsbericht | 28-06-2024
Het gaat om de uitspraak van 13 juni 2024 van het EU-Hof in de zaak C-123/22 (Commissie/ Hongarije).
Achtergrond
In december
2020 oordeelde het EU-Hof (zie zaak
C-808/18) dat Hongarije de regels van het Unierecht
betreffende onder andere procedures voor het verlenen van
internationale bescherming en de terugkeer van illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen niet had nageleefd.
Dit verzuim had betrekking op het beperken van de toegang
tot de procedure voor internationale bescherming, het
onrechtmatig vasthouden van aanvragers van internationale
bescherming in transitzones en het niet eerbiedigen van hun
recht om op Hongaars grondgebied te blijven in afwachting
van een definitieve beslissing op hun beroep tegen de
afwijzing van hun aanvraag, alsook op de verwijdering van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Van mening dat Hongarije nog steeds niet had voldaan aan het arrest 2020 (behalve wat betreft de transitzones, die Hongarije reeds vóór de uitspraak van het onderhavige arrest had gesloten), heeft de Europese Commissie een nieuw beroep wegens niet-nakoming ingesteld, strekkende tot oplegging van financiële sancties.
EU-Hof
In het arrest
stelt het EU-Hof vast dat Hongarije niet de maatregelen
heeft genomen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest
uit 2020 wat betreft de toegang tot de internationale
beschermingsprocedure, het recht van personen die om
internationale bescherming verzoeken, om in Hongarije te
verblijven in afwachting van een definitieve beslissing op
hun beroep tegen de afwijzing van hun verzoek en de
verwijdering van illegaal verblijvende onderdanen van derde
landen. Op deze manier onttrekt deze lidstaat zich, met
miskenning van het beginsel van loyale samenwerking, volgens
het EU-Hof opzettelijk aan de toepassing van het gehele
gemeenschappelijke beleid van de EU inzake internationale
bescherming en aan de regels betreffende de verwijdering van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Dit
gedrag vormt een ernstige bedreiging voor de eenheid van het
Unierecht, hetgeen buitengewoon ernstige gevolgen heeft voor
zowel de particuliere belangen, in het bijzonder de belangen
van asielzoekers, als het algemeen belang. Met name de
niet-nakoming door Hongarije, die tot gevolg heeft dat zijn
verantwoordelijkheid, ook financieel, voor het waarborgen,
overeenkomstig het Unierecht, van de opvang van personen die
om internationale bescherming verzoeken, voor de behandeling
van hun aanvragen en voor de terugkeer van illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen, op de andere
lidstaten wordt afgewenteld, doet volgens het EU-Hof ernstig
afbreuk aan het beginsel van solidariteit en billijke
verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten.
Aangezien deze niet-nakoming een ongekende en uitzonderlijk ernstige schending van het Unierecht vormt, veroordeelt het EU-Hof Hongarije tot betaling van een forfaitaire som van 200 miljoen euro en een dwangsom van 1 miljoen euro per dag vertraging. Dit omvat een dwangsom van 900 000 euro per dag vertraging voor de schending van de regels inzake de procedures voor het verlenen van internationale bescherming en een dwangsom van 100 000 euro per dag vertraging voor de niet-naleving van de regels inzake de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
Meer
informatie:
Persbericht
Curia
ECER-EU-essentieel:
Inbreukprocedures
ECER-dossier
: Rechtsstaat
in de EU - Hongarije – Inbreukprocedures
ECER-dossier
: Asiel en Immigratie – Opvangrichtlijn
ECER-dossier
: Asiel en Immigratie – Procedurerichtlijn
ECER-dossier:
Asiel en Immigratie – Tijdelijke bescherming
ECER-bericht:
EU-Hof: wijzigingen in Hongaarse asielwetgeving in strijd met
het EU-recht (5 januari 2021)