Inbreukenpakket februari 2025: Commissie zet stappen tegen Nederland in viertal dossiers
Nieuwsbericht | 12-02-2025
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Nederland en Portugal een aanmaningsbrief te sturen omdat zij de richtlijn betreffende de versterking van het vermoeden van onschuld en het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn niet correct hebben omgezet.
De richtlijn (Richtlijn 2016/343/EU) is één van de zes richtlijnen die de EU heeft aangenomen om gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen om ervoor te zorgen dat de rechten van verdachten en beklaagden op een eerlijk proces in strafprocedures in de hele EU voldoende worden beschermd. De Commissie is van mening dat bepaalde nationale omzettingsmaatregelen waarvan de twee lidstaten kennis hebben gegeven, niet aan de vereisten van de richtlijn voldoen. De Commissie heeft met name problemen vastgesteld bij de omzetting van het toepassingsgebied van de richtlijn door zowel Portugal als Nederland. De Commissie stuurt daarom aanmaningsbrieven aan Nederland en Portugal, die nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Bij ontstentenis van een bevredigend antwoord kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie dringt bij Bulgarije, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland, Slowakije en Zweden aan op omzetting van EU-regels om vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie te versnellen
De Europese Commissie heeft op 12 februari 2025 besloten Bulgarije, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland, Slowakije en Zweden een met redenen omkleed advies te sturen omdat zij de EU-regels ter bespoediging van de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie in Richtlijn (EU) 2023/2413 niet in nationaal recht hebben omgezet. Deze richtlijn wijzigt de richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn (EU) 2018/2001) en voorziet in nieuwe regels om de vergunningsprocedures voor zowel projecten op het gebied van hernieuwbare energie als infrastructuurprojecten die nodig zijn om de extra capaciteit in het elektriciteitssysteem te integreren, te vereenvoudigen en te verkorten. Het bevat duidelijke termijnen voor vergunningsprocedures die gericht zijn op specifieke technologieën of soorten projecten. Daarnaast wordt het vermoeden ingevoerd dat projecten op het gebied van hernieuwbare energie, opslag en de bijbehorende netwerkinfrastructuur van hoger openbaar belang zijn. De lidstaten zijn ook verplicht 'gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie' te ontwerpen waar projecten kunnen profiteren van kortere termijnen voor vergunningen, gezien de geringe milieueffecten. De uiterste datum voor de omzetting van deze bepalingen in nationaal recht was 1 juli 2024. In september 2024 heeft de Commissie 26 lidstaten aanmaningsbrieven gestuurd omdat zij de richtlijn niet volledig in nationaal recht hadden omgezet. Na bestudering van de antwoorden van de acht lidstaten heeft de Commissie besloten met redenen omklede adviezen uit te brengen aan Spanje, Italië, Cyprus, Slowakije en Zweden wegens niet-kennisgeving van omzettingsmaatregelen en aan Bulgarije, Frankrijk en Nederland wegens niet-verstrekken van voldoende duidelijke en nauwkeurige informatie over de wijze waarop hun omzettingsmaatregelen elk van de bepalingen van de richtlijn omzetten. De acht lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken voor te leggen aan het EU-Hof.
Commissie verzoekt Nederland te voldoen aan EU-regels inzake concurrerende gunning van regels voor overheidsopdrachten voor openbaar vervoer per spoor
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen naar Nederland wegens de onjuiste toepassing van Verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer over de weg en per spoor (PSO-verordening). Gereguleerde concurrentie op de spoorwegmarkt is van essentieel belang om passagiers aantrekkelijkere en innovatievere diensten tegen lagere kosten aan te bieden en tegelijkertijd openbarediensttaken te behouden. Op 14 juli 2023 heeft de Commissie een aanmaningsbrief gestuurd omdat Nederland had besloten de concessieovereenkomst voor personenvervoer per spoor voor de periode 2025-2033 rechtstreeks aan de gevestigde exploitant Nederlandse Spoorwegen te gunnen. Op grond van Verordening 1370/2007 had Nederland gebruik moeten maken van een concurrerende gunningsprocedure. Ondanks de bezorgdheid van de Commissie werd de opdracht op 21 december 2023 gegund. Op 13 maart 2024 heeft de Commissie een aanvullende aanmaningsbrief gestuurd over de omvang van de in dat contract vastgestelde openbaredienstverplichtingen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1370/2007 moeten overheidsinstanties ervoor zorgen dat een exploitant openbaar personenvervoer in het algemeen belang verricht, ook al zijn deze diensten niet in zijn commercieel belang. De Commissie was van oordeel dat Nederland onvoldoende had geanalyseerd welke vervoersdiensten door marktdeelnemers onder commerciële, open toegangsvoorwaarden konden worden verleend. Nederland heeft op deze twee aanmaningsbrieven geen bevredigend antwoord gegeven. Daarom heeft de Commissie besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen, dat nu twee maanden de tijd heeft om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak voor te leggen aan het EU-Hof.
Commissie besluit Bulgarije, Spanje, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voor het EU-Hof te dagen wegens niet-omzetting van richtlijn betreffende niet-renderende leningen
De Europese Commissie heeft op 12 februari 2025 besloten Bulgarije, Spanje, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voor het EU-Hof te dagen wegens niet-omzetting van de richtlijn betreffende niet-renderende leningen. De richtlijn heeft tot doel de ontwikkeling van een goed functionerende secundaire markt voor niet-renderende leningen te bevorderen door regels vast te stellen voor de vergunningverlening aan en het toezicht op kredietkopers en -servicers. De richtlijn voorziet voorts in een reeks geharmoniseerde criteria die kredietservicers in staat stellen niet-renderende leningen grensoverschrijdend op de markt te brengen. De lidstaten moesten deze richtlijn uiterlijk op 29 december 2023 omzetten. Tot op heden hebben de meeste EU-lidstaten verklaard dat zij de richtlijn volledig hebben omgezet. Bulgarije, Spanje, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland hebben echter nog steeds geen kennisgeving gedaan van nationale uitvoeringsmaatregelen. De Commissie heeft deze lidstaten op 24 januari 2024 aanmaningsbrieven gestuurd en vervolgens op 25 juli 2024 met redenen omklede adviezen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de nationale autoriteiten van deze lidstaten tot op heden ontoereikend zijn geweest en verwijst deze zaken daarom naar het EU-Hof met een verzoek om financiële dwangsommen. Meer informatie is te vinden in het persbericht van de Europese Commissie.