De eigen middelen van de EU

De eigen middelen van de EU

Op deze pagina:

Inleiding

Het EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU zich voorziet van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren (artikel 311, eerste alinea, EU-Werkingsverdrag). Deze middelen worden de 'eigen middelen' van de EU genoemd. De EU-begroting moet, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit de eigen middelen worden gefinancierd (artikel 311, tweede alinea, EU-Werkingsverdrag). Bij andere ontvangsten kan onder meer worden gedacht aan de belastingen op de salarissen van EU-ambtenaren, inkomsten uit boetes (met name voor bedrijven die de mededingingsregels overtreden) en uit contributies van derde landen voor hun deelname aan gezamenlijke projecten met de EU.  

In dit ECER-dossier wordt aandacht besteed aan het Eigenmiddelenbesluit en de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. 

Naar boven

Het Eigenmiddelenbesluit

Besluitvormingsprocedure

De eigen middelen van de EU worden vastgesteld in een besluit van de Raad. Dit Raadsbesluit wordt het Eigenmiddelenbesluit genoemd. In het Eigenmiddelenbesluit zijn de bepalingen opgenomen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen van de EU (artikel 311, derde alinea, eerste volzin, EU-Werkingsverdrag). Bij de vaststelling van het Eigenmiddelenbesluit stemt de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement (artikel 311, derde alinea, EU-Werkingsverdrag).

Het Eigenmiddelenbesluit kan vervolgens pas in werking treden nadat alle lidstaten hun goedkeuring hebben verleend overeenkomstig hun nationale grondwettelijke bepalingen (artikel 311, derde alinea, derde volzin, EU-Werkingsverdrag). Het meest recente Eigenmiddelenbesluit is Besluit 2020/2053 en is op 1 juni 2021 in werking getreden (zie Verdragenbank). 

Naar boven

Categorieën van eigen middelen

In het kader van de vaststelling van een nieuw Eigenmiddelenbesluit kunnen nieuwe categorieën van eigen middelen worden ingevoerd, danwel bestaande categorieën worden ingetrokken (artikel 311, derde alinea, tweede volzin, EU-Werkingsverdrag). In het huidige Eigenmiddelenbesluit zijn de voornaamste eigen middelen (artikel 2, lid 1, Eigenmiddelenbesluit).

  • de gezamenlijke douanetarieven die de lidstaten heffen op de import uit en de export naar derde landen; 
  • een percentage van de btw-opbrengsten uit alle lidstaten (zie ook verordeningen 1553/89 en 2021/769);
  • een uniform afdrachtpercentage op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt gegenereerd (zie ook verordening 2021/770);
  • alle lidstaten dragen een vaststaand percentage van hun bruto nationaal product (bni) bij aan de EU-begroting (zie ook verordening 2021/770).

Op basis van het Eigenmiddelenbesluit wordt de Commissie ook gemachtigd om middelen te lenen op de kapitaalmarkten (artikel 5, Eigenmiddelenbesluit). De Commissie kan maximaal 750 miljard euro lenen om het herstelinstrument NextGenerationEU te kunnen financieren. NextGenerationEU is op grond van verordening 2020/2094 vastgesteld en beoogt de negatieve economische gevolgen van de Covid-19-crisis te verzachten. Onder meer door steun te verlenen aan Europese bedrijven in nood (zie het ECER-dossier over Next-Generation EU). 

Naar boven

Kortingen van lidstaten op hun jaarlijkse bni-bijdragen

Een aantal EU-lidstaten heeft een korting bedongen op hun jaarlijkse bni-bijdragen uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder d van het Eigenmiddelenbesluit. Deze lidstaten zijn nettobetalers van de EU. Dit houdt in dat zij meer geld bijdragen aan de EU-begroting dan dat zij uit diezelfde begroting ontvangen. De kortingen van deze lidstaten - ook wel brutoverlagingen genoemd - worden gefinancierd door de andere lidstaten. De jaarlijkse korting is van toepassing op Oostenrijk, Denemarken, Duitsland, Nederland en Zweden (artikel 2, lid 4, Eigenmiddelenbesluit). 

Naar boven

Uitvoeringsmaatregelen Eigenmiddelenbesluit

Indien het Eigenmiddelenbesluit daarin voorziet kan de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure verordeningen vaststellen waarin uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen zijn vastgelegd. De Raad kan deze verordeningen vaststellen na goedkeuring van het Europees Parlement (artikel 311, vierde alinea, EU-Werkingsverdrag). Het huidige Eigenmiddelenbesluit voorziet in de mogelijkheid om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen (artikel 10, Eigenmiddelenbesluit). De Raad heeft deze uitvoeringsmaatregelen neergelegd in verordening 2021/768. In deze verordening zijn onder meer voorschriften vastgesteld omtrent de controle en het toezicht op de eigen middelen die de EU ontvangt. Het gaat daarbij onder andere om rapportagevereisten. 

Naar boven

Laatst bijgewerkt op: 14-11-2024