Non-tarifaire belemmeringen

Non-tarifaire belemmeringen

Op deze pagina:

Inleiding

Non-tarifaire maatregelen zijn alle maatregelen die niet te maken hebben met douanetarieven, maar toch een belemmering kunnen opleveren voor de handel tussen de EU en derde landen. Het gaat dan om kwantitatieve beperkingen (hoeveelheden) op het handelsverkeer. In beginsel is de invoer van goederen in de EU vrij en mag de invoer aan geen enkele kwantitatieve beperking worden onderworpen (artikel 1, lid 2, verordening 2015/478). Voor de invoer van bepaalde textielproducten in de EU gelden echter wel speciale invoerregels (verordening 2015/936). Daarnaast geldt er ook een speciale invoerregeling voor producten die afkomstig zijn uit de landen die in verordening 2015/755 worden genoemd. Het gaat om Azerbeidzjan, Belarus, Noord-Korea, Turkmenistan en Oezbekistan. 

De invoer van goederen in de EU kan ook door andere non-tarifaire maatregelen van de EU worden belemmerd. Hieronder wordt ingegaan op deze verschillende maatregelen. 

Naar boven

"Artikel 36 VWEU"-maatregelen

In artikel 36 EU-Werkingsverdrag zijn een aantal gronden opgenomen op basis waarvan beperkingen van invoer tussen de EU-lidstaten gerechtvaardigd zijn. Deze rechtvaardigingsgronden kunnen ook worden gebruikt om de invoer tussen de EU en derde landen te beperken (artikel 24, lid 2, onder a, verordening 2015/748). Het gaat om gerechtvaardigde invoerbeperkingen die zijn ingesteld uit hoofde van de bescherming van de openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid of het leven van de mensen, dieren of planten, het nationale artistieke, historische of archeologische erfgoed of het industriële of commerciële eigendom. 

Naar boven

Handelsbeschermende instrumenten

De Europese Unie heeft als doel om eerlijke en vrije wereldhandel te bevorderen (artikel 3, lid 5, tweede volzin, EU-Verdrag). Indien die handel niet eerlijk is, kan de EU gebruikmaken van de handelsbeschermende instrumenten om het gelijke speelveld tussen EU-bedrijven en bedrijven uit derde landen te herstellen. De EU beschikt over drie handelsbeschermende instrumenten: vrijwaringsmaatregelen, antisubsidiemaatregelen en antidumpingmaatregelen. 

Vrijwaringsmaatregelen

Het doel van vrijwaringsmaatregelen is het beschermen van EU-producenten die plotseling worden geconfronteerd met een onvoorziene en forse toename van de invoer van bepaalde goederen uit derde landen. Vrijwaringsmaatregelen zijn uitzonderlijke maatregelen die bedoeld zijn om de invoer van een bepaald product tijdelijk te beperken. Door de tijdelijke beperking kunnen de EU-producenten zich aanpassen aan de gestegen invoer door zich te herstructureren. In het kader van de vrijwaringsmaatregelen kan de Europese Commissie bijvoorbeeld contingenten (quota) vaststellen. Dit houdt in dat de Commissie nog maar een beperkte hoeveelheid goederen van buiten de EU toelaat tot de EU (artikel 15, lid 3, verordening 2015/478). 

De voorschriften voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen zijn neergelegd in hoofdstuk V van verordening 2015/478. Die voorschriften zijn gebaseerd op de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. De Europese Commissie heeft in 2019 bijvoorbeeld vrijwaringsmaatregelen ingesteld met betrekking tot de invoer van staal. Door een aanpassing van de invoerrechten op staal in de Verenigde Staten was het voor derde landen minder aantrekkelijk geworden om hun staal te exporteren naar de VS. Om die reden besloten veel derde landen hun staal te exporteren naar de EU. De EU werd daardoor geconfronteerd met een onvoorziene en forse toename van de invoer van staal en dit heeft ertoe geleid dat de EU vrijwaringsmaatregelen heeft ingesteld (uitvoeringsverordening 2019/159). 

Naar boven

Antisubsidiemaatregelen

De EU kan compenserende maatregelen ("anti-subsidiemaatregelen") vaststellen tegen de invoer van goederen met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de EU. Met deze compenserende maatregelen beoogt de EU Europese producenten te beschermen tegen de invoer van goederen die tegen kunstmatig lage prijzen naar de EU worden uitgevoerd doordat buitenlandse producten subsidies van hun overheid krijgen. In verordening 2016/1037 zijn de EU-voorschriften uiteengezet over de bescherming tegen de invoer met subsidiëring uit niet-EU-landen en de voorwaarden voor het aanvragen van compenserende maatregelen. Die voorschriften zijn gebaseerd op de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen

Compenserende maatregelen kunnen slechts worden ingesteld wanneer voldaan is aan vier voorwaarden: op de invoer van een bepaald product is een specifieke subsidie van toepassing, er moet sprake zijn van aanmerkelijke schade aan de EU-bedrijfstak die het soortgelijke product vervaardigt, er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de gesubsidieerde invoer en de aanmerkelijke schade en de compenserende maatregel mag niet tegen het EU-belang indruisen (d.w.z. de maatregelen mogen niet meer schade toebrengen aan de algehele economie van de EU dan dat ze verlichting bieden aan de bedrijfstak die onder de invoer te lijden heeft). De EU heeft in 2009 bijvoorbeeld compenserende maatregelen ingesteld ten aanzien van biodiesel uit de Verenigde Staten. Deze maatregelen zijn in 2021 verlengd tot en met 2026 (uitvoeringsverordening 2021/1267). 

Naar boven

Antidumpingmaatregelen

Een producent uit een derde land maakt zich schuldig aan 'dumping' indien hij een product naar de EU invoert tegen een prijs die lager ligt dan zijn 'normale waarde'. De normale waarde is gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald. In verordening 2016/1036 zijn de EU-voorschriften uiteengezet over de bescherming tegen dumpingpraktijken van buitenlandse producenten en de voorwaarden voor het aanvragen van zogenoemde antidumpingmaatregelen. Die voorschriften zijn gebaseerd op de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994.

Antidumpingmaatregelen kunnen slechts worden ingesteld wanneer voldaan is aan vier voorwaarden: er is sprake van dumping door de producent(en) in de betrokken land(en), er moet sprake zijn van aanmerkelijke schade aan de EU-bedrijfstak die het soortgelijke product vervaardigt, er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de dumping en de aanmerkelijke schade en de compenserende maatregel mag niet tegen het EU-belang indruisen (d.w.z. de maatregelen mogen niet meer schade toebrengen aan de algehele economie van de EU dan dat ze verlichting bieden aan de bedrijfstak die onder de invoer te lijden heeft). De EU heeft in 2022 bijvoorbeeld een antidumpingmaatregel ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (uitvoeringsverordening 2022/191). 

Naar boven

Combinatie van vrijwaringsmaatregelen en antidumping- of antisubsidiemaatregelen

De invoer van bepaalde goederen kan zowel aan antidumping- of antisubsidiemaatregelen als aan vrijwaringsmaatregelen zijn onderworpen. De eerstgenoemde maatregelen (antidumping en antisubsidiemaatregelen) hebben ten doel een einde te maken aan oneerlijke handelspraktijken die de markt verstoren, terwijl de laatstgenoemde maatregelen erop gericht zijn om bescherming te bieden tegen een sterk toegenomen invoer. 

De combinatie van zowel vrijwaringsmaatregelen en antidumping- of antisubsidiemaatregelen zou een ongewenst zware last kunnen betekenen voor producenten/exporteurs die hun producten naar de EU wensen uit te voeren. Op grond van verordening 2015/477 kan de Europese Commissie - wanneer zij dit dienstig acht - maatregelen nemen die voorkomen dat een dergelijke ongewenste zware last voor bepaalde exporteurs/producenten uit derde landen ontstaat. 

In artikel 1, lid 1 van verordening 2015/477 is een opsomming opgenomen van de maatregelen die de Europese Commissie kan nemen. Ten eerste kan de Commissie maatregelen vaststellen tot wijziging, schorsing of intrekking van bestaande antidumping- en/of antisubsidiemaatregelen. Ten tweede kan de Commissie maatregelen vaststellen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van antidumpingrechten of antisubsidierechten. Tenslotte kan de Commissie alle bijzondere maatregelen treffen die gegeven de omstandigheden nodig zijn. 

Naar boven

Instrument voor buitenlandse subsidies

De Europese Unie kent een doeltreffend stelsel van staatssteuntoezicht (artikel 107 e.v. van het EU-Werkingsverdrag), dat eerlijke voorwaarden wil garanderen voor alle ondernemingen die een economische activiteit op de interne markt van de EU uitoefenen. Dit stelsel van staatssteuntoezicht voorkomt dat overheden van de EU-lidstaten staatssteun toekennen die de mededinging op de interne markt kunnen verstoren. Die staatssteun kan o.a. worden verleend in de vorm van overheidssubsidies (zie verder ook het ECER-dossier over staatssteun). 

Ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen op de interne markt van de EU kunnen ook overheidssubsidies ontvangen uit derde landen, d.w.z. landen die geen lid zijn van de EU. Die overheidssubsidies uit derde landen kunnen door ontvangende ondernemingen worden gebruikt om economische activiteiten op de interne markt te financieren, zoals bij de deelname aan openbare aanbestedingsprocedures (zie het ECER-dossier over aanbestedingen) of voor overnames van ondernemingen. Dergelijke subsidies uit derde landen vallen buiten het bereik van de staatssteunvoorschriften van de EU. Mede daarom heeft de EU-wetgever in 2022 verordening 2022/2560 vastgesteld om verstoringen op de interne markt, die het gevolg zijn van buitenlandse subsidies, aan te kunnen pakken. De verordening (Foreign Subsidies Regulation (FSR)) vormt onder meer een aanvulling op de staatssteunvoorschriften van de EU. 

In de verordening is onder meer vastgelegd wanneer sprake is van een buitenlandse subsidie (artikel 3) en welke onderzoeksmogelijkheden de Commissie heeft (zie de artikelen 9 e.v.). Dergelijke onderzoeken zouden uiteindelijk moeten kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen die de verstoringen van de interne markt als gevolg van de buitenlandse subsidies moeten herstellen, en bij niet-nakoming van die herstelmaatregelen kunnen boetes en dwangsommen worden opgelegd. Daarnaast bevat de verordening specifieke voorschriften over hoe bijvoorbeeld verstoringen van de EU-interne markt als gevolg van buitenlandse subsidies in het kader van concentraties (hoofdstuk 3) en aanbestedingsprocedures (hoofdstuk 4) beoordeeld moeten worden. 

  • ECER-bericht - Europese Commissie start twee nieuwe onderzoeken onder de FSR (8 april 2024)
  • ECER-bericht - Eerste FSR-onderzoek van Europese Commissie afgesloten (29 maart 2024)
  • ECER-bericht - Europese Commissie start eerste onderzoek onder de FSR (19 februari 2024) 
  • ECER-bericht - EZK brengt een handreiking over toepassing van het IIO en de FSR uit (24 januari 2024)
  • ECER-bericht - Stand van zaken na eerste honderd dagen van notificatieplichten onder de FSR bekendgemaakt (22 januari 2024)
  • Q&A overzicht Europese Commissie over de FSR en aanbesteden (juli 2023)
  • ECER-bericht - Uitvoeringsverordening over de Foreign Subsidies Regulation (FSR) vastgesteld (12 juli 2023)
  • ECER-bericht - EU-verordening over verstorende buitenlandse subsidies aangenomen (23 december 2022)
  • ECER-bericht - Politiek akkoord over verordening verstorende buitenlandse subsidies (1 juli 2022)
  • ECER-bericht - Commissie stelt een nieuwe EU-verordening voor om verstoringen op de interne markt door buitenlandse subsidies tegen te gaan (11 mei 2021)

Naar boven

Instrument voor internationale overheidsopdrachten (IIO)

De Europese Unie is een pleitbezorger van de openstelling van internationale aanbestedings- en concessiemarkten van de EU en derde landen. Vele derde landen (niet-EU-lidstaten) weigeren echter hun aanbestedings- of concessiemarkten voor internationale concurrentie open te stellen of om de toegang tot die markten te verbeteren. Als gevolg daarvan krijgen ondernemers in de EU in derde landen te maken met restrictieve praktijken bij het gunnen van overheidsopdrachten. In verordening 2022/1031 (hierna: IIO-verordening) zijn maatregelen vastgesteld om de toegang van ondernemers, goederen en diensten uit de EU tot de aanbestedings- en concessiemarkten van derde landen te verbeteren. Die verordening wordt het Instrument voor internationale overheidsopdrachten (IIO) genoemd. 

  • ECER-bericht - Europese Commissie start eerste onderzoek onder het internationaal aanbestedingsinstrument (25 april 2024)
  • ECER-bericht - EZK brengt een handreiking over toepassing van het IIO en de FSR uit (24 januari 2024)
  • ECER-bericht - Nieuwe richtsnoeren over het Instrument voor internationale overheidsopdrachten (IPI) gepubliceerd (2 juni 2023)
  • ECER-bericht - Richtsnoeren van de Commissie over de toepassing van het Instrument voor internationale overheidsopdrachten (IIO) (21 februari 2023)
  • ECER-bericht - Verordening over Internationaal Aanbestedingsinstrument in EU-Publicatieblad gepubliceerd (6 juli 2022)
  • ECER-bericht - Politiek akkoord over wederkerigheid bij toegang tot markten van derde landen bij aanbestedingen (16 maart 2022)

De IIO-verordening is niet van toepassing op derde landen die partij zijn bij de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten en op derde landen met wie de EU een handelsovereenkomst heeft gesloten die bepalingen bevat inzake aanbestedingen (zie overwegingen 6 en 10 van de IIO-verordening). Indien de in de vorige zin bedoelde derde landen restricties opleggen met betrekking tot de toegang tot aanbestedings- en concessiemarkten, dient de Commissie gebruik te maken van de regels en procedures die zijn neergelegd in verordening 654/2014 (zie dit ECER-dossier voor meer informatie over die verordening). 

Indien het derde land niet is aangesloten bij de in de vorige alinea bedoelde internationale overeenkomsten, moet de Commissie gebruikmaken van de IIO-verordening om restricties van derde landen met betrekking tot de toegang tot aanbestedings- en concessiemarkten aan te kaarten. De IIO-verordening voorziet in procedures voor de instelling van onderzoeken door de Commissie naar beweerde maatregelen of praktijken van een derde land ten aanzien van ondernemers, diensten en goederen uit de EU, en voor het aanknopen door de Commissie van besprekingen met die derde landen (artikel 1, IIO-verordening). 

Naar boven

Onderzoek door de Commissie

Bij de beoordeling van het bestaan van specifieke maatregelen of praktijken in een derde land die ertoe kunnen leiden dat de toegang tot de aanbestedings- of concessiemarkten van dat derde land voor ondernemers, goederen of diensten uit de EU wordt belemmerd, moet de Commissie onderzoeken in welke mate de wetgeving, regels of andere maatregelen op de aanbestedings- en concessiemarkten van het betrokken derde land in overeenstemming met de internationale normen transparantie waarborgen en niet leiden tot ernstige en herhaaldelijke restricties ten aanzien van ondernemers, goederen of diensten uit de EU. Daarnaast moet de Commissie onderzoeken in welke mate individuele aanbestedende diensten of aanbestedende instanties van derde landen restrictieve praktijken ten aanzien van ondernemers, goederen of diensten van de EU invoeren of handhaven (overweging 14, IIO-verordening). De Commissie stelt een verslag op van haar bevindingen (artikel 5, lid 4, IIO-verordening). 

Naar boven

IIO-maatregelen

Indien het onderzoek het bestaan van restrictieve maatregelen of praktijken bevestigt en de besprekingen met het betrokken derde land niet binnen een redelijke termijn tot bevredigende corrigerende maatregelen leiden die de ernstige en herhaaldelijke belemmering van de toegang van ondernemers, goederen of diensten uit de EU verhelpen, of indien het betrokken derde land geen besprekingen wenst aan te gaan, moet de Commissie een IIO-maatregel vaststellen in de vorm van een scoreaanpassing of van een uitsluiting van aanbestedingsprocedures. Een dergelijke maatregel moet wel in het belang van de EU zijn (zie verder artikel 6 van de IIO-verordening). 

De Commissie kan besluiten om de IIO-maatregel in te trekken of te schorsen. De IIO-maatregel kan bijvoorbeeld worden geschorst indien het derde land inhoudelijke en vergevorderde onderhandelingen met de EU voert over markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten (overweging 24, IIO-verordening). Daarnaast kan de IIO-maatregel worden ingetrokken indien het derde land bevredigende en corrigerende maatregelen heeft genomen die de belemmering van de toegang van ondernemers, goederen en diensten uit de EU tot de aanbestedings- of concessiemarkten van dat derde land wegneemt of verhelpt (artikel 6, lid 10, IIO-verordening).

Naar boven

Antidwang-instrument

Het anti-dwanginstrument, waarin Verordening 2023/2675 voorziet, heeft tot doel om de belangen van de EU en haar lidstaten te beschermen door de EU in staat te stellen op economische dwang te kunnen reageren. Er is sprake van 'economische dwang' wanneer een derde land een maatregel van een derde land toepast of dreigt toe te passen die van invloed is op de handel of investeringen, teneinde de beëindiging, wijziging of vaststelling van een bepaalde handeling door de EU of een lidstaat te voorkomen of te verkrijgen. Door die maatregel wordt ingegrepen in de legitieme soevereine keuzes van de EU of een lidstaat (artikel 2, lid 1). Het tweede lid van artikel 2 van de verordening vormt een leidraad aan de hand waarvan de Commissie in elk concreet geval kan vaststellen of er sprake is van economische dwang, door te verwijzen naar een aantal overwegingen betreffende de maatregel en de gedraging van het derde land.

Onderzoek en dialoog 

De artikelen 4, 5 en 6 van de verordening bevatten een eerste reeks stappen met betrekking tot de acties van de Commissie in het kader van de verordening. In de eerste plaats een onderzoek dat kan leiden tot de vaststelling van het bestaan van economische dwang (artikel 4), en de eventuele vaststelling van een uitvoeringshandeling door de Raad dat er sprake is van economische dwang (artikel 5). Die uitvoeringshandeling wordt aangenomen op voorstel van de Commissie. Na de vaststelling van een uitvoeringshandeling treedt de Commissie - indien mogelijk - in overleg met het betrokken land. Dat overleg moet zich richten op de beëindiging van de economische dwang en het eventuele herstel van de schade voor de EU (artikel 6). De verordening voorziet ook in de mogelijkheid tot internationale samenwerking met andere derde landen die dezelfde of soortgelijke economische dwangmaatregelen ondervinden (artikel 7). 

Responsmaatregelen

De artikelen 8 tot en met 12 van de verordening hebben betrekking op de tweede en laatste reeks stappen, namelijk het gebruik van responsmaatregelen van de EU. Deze reeks stappen worden gekenmerkt door een meer interventionistische aanpak. Deze stappen zijn facultatief en zijn alleen van toepassing wanneer het derde land de economische dwangmaatregelen na de eerste reeks stappen niet beëindigt. Artikel 8 van de verordening bevat de voorwaarden voor het gebruik van responsmaatregelen van de EU, en bepaalt welke stappen de Commissie moet nemen om een uitvoeringshandeling vast te stellen om dergelijke maatregelen in te voeren en daarmee verband houdende gebeurtenissen aan te pakken. In bijlage I bij de verordening wordt een overzicht gegeven van de mogelijke responsmaatregelen. Voorbeelden van responsmaatregelen zijn nieuwe of hogere douanerechten en beperkingen op de handel in diensten. Artikel 11 van de verordening bevat de selectie- en ontwerpcriteria voor de responsmaatregelen van de EU. Daarnaast bevat artikel 12 van de verordening de procedures, criteria en voorwaarden voor de wijziging, opschorting en beëindiging van de responsmaatregelen van de EU. 

  • ECER-bericht - EU Verordening over het antidwanginstrument in werking getreden (10 januari 2024)
  • ECER-bericht - Vastgesteld antidwang-instrument moet de EU beschermen tegen economische dwang van derde landen (7 december 2023)
  • ECER-bericht - Europese Commissie stelt nieuw instrument voor om het gebruik van economische dwang door derde landen tegen te gaan (13 december 2021)

Toezicht op buitenlandse directe investeringen

Een buitenlandse directe investering is een investering door een investeerder of onderneming uit een derde land (niet-EU-lidstaat) die gericht is op het vestigen of handhaven van duurzame directe betrekkingen tussen de investeerder uit het derde land en de ondernemer of onderneming uit een EU-lidstaat. Onder buitenlandse directe investeringen vallen ook investeringen van een investeerder of onderneming uit een derde land die de daadwerkelijke deelname aan het beheer van of de zeggenschap over een EU-onderneming mogelijk maken (artikel 2, onder 1 van verordening 2019/452)

Buitenlandse directe investeringen kunnen in bepaalde gevallen gevolgen hebben voor de veiligheid in en op de openbare orde van een EU-lidstaat. Bij de beoordeling van de gevolgen van een buitenlandse directe investering voor de openbare orde en de veiligheid houden de lidstaten rekening met alle relevante factoren, waaronder de gevolgen van de investering voor kritieke infrastructuur, technologieën en grondstoffen die van essentieel belang zijn voor de veiligheid en de handhaving van de openbare orde. Die beoordeling wordt ook wel screening genoemd. De EU heeft een kader vastgesteld voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de EU (verordening 2019/452). 

De screening vindt plaats op lidstaatniveau door middel van een screeningsmechanisme. Lidstaten zijn op grond van verordening 2019/452 niet verplicht om een screeningsmechanisme in het leven te roepen (overweging 8, verordening 2019/452). Op 1 juli 2021 hebben 18 van de 27 lidstaten een screeningsmechanisme ingevoerd. Een aantal lidstaten is voornemens om in de nabije toekomst een screeningsmechanisme in te voeren (zie voor meer informatie het eerste jaarverslag over verordening 2019/452 (2021), pagina's 6 tot 9). 

De lidstaten die een screeningsmechanisme hebben ingevoerd, moeten op grond van verordening 2019/452 voorzien in de nodige maatregelen om de omzeiling van hun screeningsmechanismen en -besluiten te voorkomen. Daarnaast voorziet de verordening in een samenwerkings- en ondersteuningsmechanisme tussen EU-lidstaten, die kan worden gebruikt wanneer een buitenlandse directe investering in de ene lidstaat gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde in andere EU-lidstaten. Verzoeken om informatie, antwoorden en opmerkingen van lidstaten, die via het samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten worden gedeeld, moeten ook aan de Europese Commissie worden toegezonden. De Commissie beschikt over de mogelijkheid om een advies te richten tot de lidstaat waarin de investering wordt gepland of is voltooid.

  • ECER-bericht - EU-Hof: de voorzieningszekerheid van basisgrondstoffen voor de lokale bouwsector kan niet als rechtvaardiging dienen om een buitenlandse investering te blokkeren (29 augustus 2023)
  • ECER-bericht - EU-Verordening Screening Buitenlandse Directe Investeringen volledig van toepassing (13 oktober 2020)
  • ECER-bericht - Nieuw EU-kader screening buitenlandse investeringen van kracht (10 april 2019)
  • ECER-bericht - EU-kader voor screening van buitenlandse directe investeringen (15 september 2017)

Naar boven